kans nu schoon te zien om ons tusschen twee vuren te brengen.
Dit had Appleton gezien en verliet de haven van Livorno, maar Van
Galen viel hem zoo onverwachts en hevig aan, dat die mooie oom met
verlies van twee schepen op de vlucht ging. Thans wendden wij den
steven en zeilden regelrecht op Bodley aan. Deze was echter op een
fellen tegenstand voorbereid en ontving ons met de volle laag.
"Vooruit ligt de weg der victorie!" riep Van Galen en sloeg zich
door twee schepen heen. Kapitein De Boer veroverde De Luipaard,
het grootste schip, dat Bodley onder zijn bevel had.
"Houdt je goed, mannen, houdt je goed!" klonk de stem van den
Kommandeur alweder, doch nauwelijks had hij dit geroepen of hij kreeg
eene wond aan den voet. Wij dachten, dat het erger was en schaarden
ons om hem heen, doch hij hinkte naar den grooten mast en riep:
"Wat sammelt gij om eene kleine wonde! Op, op! Het is schoon voor
het Vaderland te sterven te midden der overwinning!"
De wakkere man had gelijk; het werd eene overwinning, doch eer
het zoover was, moest hij in de kajuit gedragen worden waar hem
het been werd afgezet! En wat denkt gij, mannen van Vlaardingen,
dat Van Galen deed? Schreeuwen en gillen van pijn en smart? Neen,
geen enkele klaagtoon kwam over zijne lippen en toen de pijnlijke
bewerking geeindigd was eischte hij een glas wijn, dronk het uit en het
glas op den grond smijtende riep hij: "De Engelsche koningsmoorders
moeten toch alles betalen!" Eenige dagen later stierf hij aan eene
wondkoorts in de haven van Livorno waar de Groothertog hem met vele
bewijzen van hoogachting ontvangen had!--He, wat zeg-je? Heeft de
Kommandeur zich wel gekweten ja, ofte neen!"
Een onstuimig geschreeuw van bijval vervulde de kleine ruimte.
"Ja, nu schreeuwt gijlieden allen dat het zoo mooi is! Maar denkt er
eens aan wat Van Galen gezegd heeft: "De Engelsche koningsmoorders
moeten toch alles betalen!"-- En weet je wat wij hen nog niet betaald
gezet hebben? Zijn dood! Mannen van Vlaardingen, nog is de oorlog
met Engeland niet geeindigd, toont dan dat ge den heldendood van een
moedig man te wreken hebt!"
Hier zweeg de matroos, en daar het op een groot leven en geschreeuw
uitliep, zoo verlieten Huib en Jonge Kees de herberg en begaven zich
verder op weg. Eerst laat in den avond kwamen ze te Rotterdam aan.
HOOFDSTUK XIV
Wie niet hooren wil moet voelen.
"Zoo, zoo, gaan we weer maar dadelijk naar zee?" vroeg Huib den
volgenden morgen aan Le
|