blozende Jaantje, die haar geheim door hare moeder zoo eensklaps
verraden zag, gaande, sprak de flinke knaap: "Oude makker, nou ken ik
je! Nou weet ik wie je ben! Moeder Lanoy, je dochter is eene heldin!"
"Ja, jongen, daaraf heeft ze ook mooie brieven! Jaantje, kind, haal
die pampieren ereis!"
"Welke brieven zijn dat?" vroeg Huib.
"Och, het zijn maar brieven vanwege de Ammiraliteit van de Maze!"
"Ja mannen, en ze wordt daarin wat geprezen! o, Ze zijn zoo mooi! Als
ik de leeskonst machtig was, dan las ik die brieven driemaal per
dag! Toe dan, kind, haal ze eens!"
Jaantje voldeed aan het verlangen harer moeder en reikte ze Huib en
Jonge Kees over, die beide hun best deden om dat geschreven schrift
met slingertjes, slangetjes en krulletters te lezen.
Een paar uren brachten Huib en Jonge Kees in de woning van de weduwe
en dochter door, en verlieten haar na eenen stevigen maaltijd, en na
de belofte gedaan te hebben gauw terug te komen.
De vijfhonderd gulden bleven bij haar in bewaring. De moeder had ze
in eene kous en in de ledige pulle geborgen.
"En nou vraag ik je nog eens, Jonge Kees, of je getrouwd bent, ja
ofte neen!" zei Huib toen Maassluis achter hem lag.
"Ik heb immers straks al gezegd van neen, wat maal je toch?"
"Nou, als je dan eens trek krijgt om aan den wal een vrouwtje te
vinden bij je thuiskomst, dan weet ik er een voor je, hoor! En laat
me nou eens samen met je zingen. Als je wil dat liedeken van zoo even.
"Wat zongh het vrolyck voghelkyn,
Dat in den boomgaert zat?"
Hun vroolijk gezang klonk in den lieven Meiavond wijd in het rond en
ze waren te Vlaardingen eer ze er aan dachten.
"We willen hier eens even ankeren en een glaasje drinken op Jaantje
Lanoy, het matroosje! Vind-je 't goed, Jonge Kees?"
Deze maakte geene tegenwerpingen en weldra traden ze eene herberg
bij het hoofd binnen.
Er was zooeven eene sloep met zeevolk aangekomen, dat hier ook binnen
gegaan was. Bovendien waren er nog al enkele burgers ook, zoodat er
heel wat drokte en beweging heerschten.
"Stilte!" klonk op eens eene stem als eene klok en iedereen zweeg.
"Wat er onlangs in de Noordzee gebeurd is, dat weet gij allen! Wij
waren er trotsch op toen we dit vernamen! Maar niet alleen hier in
de buurt hebben we 't met de Engelschen te kwaad!. Wij komen uit de
Middellandsche zee en brengen nieuws mede!"
"Vertel, vertel!" klonk het van alle kanten.
"Het is er een van de vloot van Jan Van Galen
|