bromde
hij; doch de prediker, die bij hem aan boord was, deze uitdrukking
gehoord hebbende, trad hem stoutweg op zijde en sprak: "Heer Ammiraal,
er staat geschreven: "En sijt nyet besorgd tegen den morgen; want
de morgen zal voor het zijne zorgen: elcke dagh heeft genoegh aen
zijnszelfs quaed "--
"Ge hebt gelijk," antwoordde Tromp. "Dat de manschap op het dek kome
en bidden wij!"
Met eerbiedige aandacht werd het gebed gevolgd en het scheen ieder toe,
alsof er kracht in hunne matgestreden ledematen gekomen was.
Te negen ure in den morgen greep Blake de Hollanders aan.
Mannelijke tegenweer werd van alle kanten geboden, totdat enkelen,
die volstrekt geen kruit of lood meer hadden den moed verloren en
met volle zeilen op de vlucht wilden slaan. Tromp zag dat en sloot
de vluchtelingen in.
Met nog geen dertig schepen moest hij thans den vijand wederstaan
en hij, De Ruyter, Evertsen, Floriszoon en anderen kweten zich zoo
wakker van die moeielijke taak, dat twee uren voor zonsondergang de
vijand het vervolgen staakte en afhield.
'T was meer dan tijd; want geen half uur hadden de Hollanders den
strijd kunnen volhouden. Ze konden hunne kanonnen toch met geen moed
laden! En kruit was er niet meer.
Tromp rustte een weinig uit toen hij den predikant andermaal voor
zich verschijnen zag.
"En sijt nyet besorgd voor den dagh van morgen!" sprak hij.
"De Voorzienigheid heeft de oogen des vijands met blindheid geslagen,
domine," zeide Tromp. "Een halfuur langer en..."
"De Heere kent zijnen tijd!" sprak de ander.
Een oogenblik later stonden de ruwe matrozen in eerbiedige houding
het dankgebed na te prevelen, dat de domine uitsprak.
En aan wien was nu de eer der overwinning?
Aan de Engelschen.
Omdat Blake zwaargebouwde schepen onder zijn bevel had, waagde hij
zich niet te dicht bij de Vlaamsche kusten waarheen Tromp vechtende
geweken was. Dat was de oorzaak dat hij afhield.
Maar was Blake de overwinnaar, Tromp was de roemrijk overwonnene en
zelfs een Engelsch schrijver zegt: "De overwinnaar Blake heeft geen
grooter roem behaald-dan Tromp, die de overwonnene was!"
Dat deze driedaagsche zeeslag ons op groote verliezen te staankwam,
spreekt vanzelf. Vijf onzer oorlogsschepen werden vernield en vier
werden door den vijand genomen. De koopvaardijvloot werd van vier en
twintig bodems beroofd en menig wakker held verloor het leven.
Thans waren de Staten-Generaal overtuigd, dat bijna allen van den
Luitenant-A
|