dmiraal af tot den minsten bevelhebber toe gedaan hadden wat
zij konden. De belooningen bleven dan ook niet achter. Tromp, Evertsen,
De Ruyter en Florisz. kregen gouden kettingen met eerepenningen, en de
mindere bevelhebbers ontvingen mede een blijk van tevredenheid. De
moedige opperstuurman van de De Gorcum Willem Adriaense Warmont
werd tot kapitein en Gerrit Leinsz., de kordate Smeerdieker, tot
luitenant bevorderd. En onze Huib ontving op zekeren dag namens de
Admiraliteit van de Maze eene belooning van vijfhonderd gulden voor
zijn manmoedig gedrag bij het wegnemen der Engelsche en het vasthechten
der Nederlandsche vlag.
HOOFDSTUK XIII
Van Maassluis naar Livorno.
De Bloeimaand was in 't land en strooide geur en kleur langs veld en
wegen. Zelfs de stad droeg de kleuren van den Mei waar hier en daar
een potje met voorjaarsbloemen voor de ramen stond.
Maar blind voor al dat heerlijke en schoone der natuur en doof voor
het gezang der vogelen, die op den boomtak en in de lucht hunne
voorjaarsliedjes deden weergalmen, was de man die daar langs den toen
nog weinig bewoonden weg van Schiedam naar Maassluis liep.
Nu en dan rammelde hij met gerande zilverstukken of stond stil om er
enkelen, die hij uit den zak haalde, te bekijken.
"Was ik nu nog een twintig jaren jonger, dan wist ik wel wat
ik deed. Maar nu, oud en ongeleerd, nergens goed voor dan voor
matroos! Ver gebracht, Huib Maerlant, ver gebracht. Ze draven
je allemaal voorbij. Warmont wordt kapitein en Leinsz. luitenant;
Jonge Kees krijgt een eerepenning en ik... ik... ik krijg vijfhonderd
guldens. Eene mooie som als ik maar wist wat ik er mee doen moest!--
Maar, halt, wat ik er mee doen moet, dat weet ik toch!
Waarom ga ik naar Maassluis?"--
"Wat zongh het vrolyck vogheleyn
Dat in den boomgaert zat?
Hoe heerlyck blinckt de zonneschyn
Van ryckdom en van schat!"
klonk het op een flinken toon een heel eind voor hem uit.
Huib Maerlant hoorde het niet en liep mijmerend voort.
"Hoe ruischt de koelte in 't eickenhout,
En versch gesproten lof!
Hoe straelt de boterbloem als gout!
Wat heeft de wiltzangh stof!
Huib hoorde wat van "eickenhout, boterbloem en gout," en begon het
een met het ander in verband te brengen; maar het gezang hoorde hij
echter nog niet goed, hoewel het steeds nader kwam.
"Wat is een dier zyn vryheid waert!
Wat mist het aan zyn wensch;
Terwyl de vreck zyn potgelt spaert
|