waakt oogenblik gebruik had gemaakt en Marten
bij zijnen naam had genoemd.
"Zoo gaat het goed, Huib!" zeide Tromp lachend, doch verwijderde zich
terstond om elders nieuwe bevelen te brengen.
"Hij kent me nog, die ouwe, trouwe, goeie Marten!" fluisterde Huib
en pinkte een traan van blijdschap weg.
Daar lag De Rozenkrans tegen het Admiraalschip aan. Het want liep
in elkander.
"Huib, Huib, dat gaat er van langs!" riep Jonge Kees. "Als er nu
niet spoedig een einde aan komt dan zullen de haaien gauw met mijn
eerepenning zich opschikken! Maar wat ga-je doen? Huib, ben-je
dol? Huib, Huib dan!"
'T was te laat; Huib hoorde niet meer!
Met eene vlugheid, die men niet bij den ouden zeerob zou gezocht
hebben, slingert hij zich in het want, klimt in den grooten mast van
De Rozenkrans en....
"Hoezee! Hoezee!" klinkt het uit de hoogte.
Huib scheurt de Engelsche vlag in flarden en laat de stukken met
den opkomenden wind wegwaaien. De Hollandsche vlag wordt er opgezet,
en na nog twee keer "Hoezee! Hoezee!" geroepen te hebben, daalt hij
zoo vlug als eene kat naar beneden en komt ongedeerd aan boord van
zijn schip terug.
"Huib Maerland, je bent een held!" roept Tromp. Maar Jonge Kees pakt
den ouden matroos beet en omhelst hem, zeggende: "Huib, wat ben ik
blij dat jij mijn vrind bent!"
"Stil, Jonge Kees, stil! Kijk eens, wie wordt daar weggedragen?"
"'T is Adriaan, ik zie het! 'T is Adriaan! Ik ga hem even
troosten!" roept Jonge Kees, maar wordt in zijn wensch teleurgesteld,
want niemand mag naar beneden als hij tot de dekmaats behoort.
Al vinniger en vinniger werd de strijd en ware Jan Evertsen niet juist
van pas te hulp gesneld, dan had Tromp met heel de bemanning zich
moeten doodvechten of... zich gevangen geven!--Neen, niet gevangen
geven, dat deed een man als Tromp niet, dat wilden mannen als Huib
Maerlant en Gerrit Leinsz. niet.
De laatste had immers nog eene brandende lont en beneden was nog
buskruit!
"Jae, jae, Jan Evertsen komt Goede Vaer 'elpen! toe mer joengers,
saobelt ze neer, slaet ze dood! Ik eb ik ok nog wat!" roept Gerrit,
maar het geluid van zijn schot gaat onder het gedonder van honderden
vuurmonden geheel verloren.
Maar al hoort men het schot niet, de kogel treft toch zijn doel. De
groote mast van De Bonaventura stort krakend over boord en in de
blijdschap zijns harten maakt Gerrit eenen luchtsprong en schreeuwt
weer: "Aoist! aoist!"--
De vijandelijke schepen wijken en nu Tromp vrij
|