er gezicht over zee
heeft, ziet hij dat Blake weldra den strijd zal opgeven.
"Houd moed, kinderkens, houd moed! 'T is nog om een kwaad half uur
te doen!" klinkt de stem van Tromp.
En alsof ze zooeven bij het gevecht zijn gekomen, zoo trekt iedereen
aan het werk. Het voorbeeld van den wakkeren bevelhebber werkt
ongelooflijk; maar dat hartelijke woord: "Kinderkens!" doet nog
veel meer! Het is een tooverwoord, dat den vermoeide zijne krachten
teruggeeft, den lafhartige moed inboezemt, den half stervende nog
het wapen doet hanteeren.
'T werd avond en het gevecht van dezen dag was beslist, --de Hollanders
hadden overwonnen.
Toen men geschaft had en weer ijverig aan den gang ging om den
volgenden morgen het gevecht te hervatten, naderde de scheepsbarbier
den Admiraal en fluisterde hem wat in het oor.
Een oogenblik later liet Tromp zijnen ouden kameraad roepen.
"Zoo Huib," dus begon hij en stak hem de hand toe, "wat ben ik blij,
dat ik je al weer eens zie! Een heete dag geweest, nietwaar?"
"Ja, Ammiraal!"
"Maar je bent er nog niet veel op veranderd, Huib! Ik zou 't je niet
graag nadoen! Je hebt een verdienstelijk werk gedaan en ik zal zorgen,
dat Hunne Hoogmogenden uw heldenfeit te weten komen! Maar zeg eens,
heeft Jonge Kees nog eene zuster?"--
"Ik en weet niet, Ammiraal!"--
"Zoo; maar ken-je dien Adriaan ook al lang?"
"Sinds eene maand of zes, Ammiraal! Toen is hij aan boord gekomen en
bracht een hart mede daar staal en vuur in zat!"
"Je sprak wel eens met hem, is 't niet?"
"Jawel, Ammiraal!"
"En nooit iets opgemerkt?"
"Nee, Ammiraal, en--ja, toch wel wat!"
"Nu, wat dan?"
"Dat hij zulk eene fijne stem heeft en geen baard kan krijgen!"
"Ei-ei!"
"Ja, en daarom noemden wij hem wel eens uit gekheid: "Jaantje" of
"Adriana"!"
"Maar als het nu eens werkelijk een meisje was, wat zou je dan zeggen?"
"Dan zou ik zeggen, dat ik het altijd gedacht heb. Mar,
... Ammiraal! Maar voor een meisje is ze toch heel wat mans en menig
matroos, ja, menig kapitein heeft ze 't in moed, dapperheid en trouw
aan den Lande afgewonnen!"--
"Je weet wel, Huib, wat Joost Van den Vondel van Huig De Groots vrouw,
de edele Maria Van Reijgersbergen gezegd heeft:
"Een vrou is duizent mannen t' ergh.
"o Eeuwighe Eer van Reygersbergh!"
Zoo even is de barbier bij me geweest en deze zei: "De matroos
Adriaan is een meisje! Ze heeft een schrampschot in het rechterbeen
gekregen! Jij als goede vrind v
|