erug, als men aan eenen oorlog met
Engeland dacht. Intusschen was de noodlottige Eerste Engelsche oorlog
begonnen.--Van weerszijden trachtte men zich te verontschuldigen. Tromp
zei: "Blake heeft het eerst geschoten," en Blake zei: "Tromp heeft
zijne vlag niet gestreken!"
Nog deden de Nederlanders bijna het onmogelijke om den vrede te
behouden en zond men gezantschap op gezantschap naar Engeland,
maar niets mocht baten. De gezanten werden soms met minachting
ontvangen en wat ze ook vertelden, niemand geloofde hen. De oorlog
was onvermijdelijk, men moest veehten of men wilde of niet, en vele
leden der Regeering gaven thans Tromp van alles de schuld en zouden
hem gaarne door een ander hebben doen vervangen, als ze maar iemand
hadden kunnen vinden.
Maar De Ruyters zon was nog lang niet ter middaghoogte en voor die
van den wakkeren Briellenaar was het nog geen tijd om onder te gaan.--
Gedurende dien tijd was Jonge Kees ook op zee. Maar niet bij Duins,
Dover of Duinkerken; niet op een oorlogsschip, dat ieder oogenblik
gereed is een ander schip aan te vallen, en dat sterk bemand en
gewapend is.
Het vaartuig waarop onze Jonge Kees thans vertoeft is eene kloeke,
stevige vischschuit, van 't voorjaar eerst nieuw. De schuit draagt
op den achtersteven den naam van: De vrouw Neeltje.--Neeltje, zoo
heet zijne moeder.
De vorige reis heeft de vader van Jonge Kees een tros tegen zijne
beenen gekregen, en deze zoo erg bezeerd, dat hij ditmaal niet met
zijne schuit mee kon. [26]
Maar Jonge Kees is een wakkere borst, een stoere jongen, een knaap
daar staal in zit, dat wist moeder Neeltje ook wel, en daarom zei
ze, toen haar man, hoe zwaar het hem ook viel, toch mee wilde gaan:
"Laat je beenen nou rust houden, vader! Blijf deze reis maar eens thuis
en laat onze Jonge Kees je plaats vervangen! De zee is tegenwoordig
rustig, de jongen is bij de hand en het Schagerrif of Doggerzand is
niet zoo heel ver af!"
"Ja, maar, moeder, de jongen is toch nog wel wat jong! Pas,--was
't niet met Drie Koningen?--zestien jaar! Wel wat jong, moeder,
wel wat jong!"
Maar moeder Neeltje wist zoo te praten dat de vader eindelijk toegaf en
zijn' zoon, voor eene reis, tot stuurman op de mooie schuit aanstelde.
Op dit oogenblik is hij in de nabijheid van het Doggerzand. Hij en
zijne manschappen zijn recht tevreden, want de vangst was uitmuntend.
"Nog een uurtje, mannen, dan gaan we eens kijken of er aan het
Schagerrif ook wat te halen is!" zeg
|