gerust den Spanjaard aanvallen, onverschillig waar
hij hem vond.
In den nacht tusschen den twintigsten en eenentwintigsten van Wijnmaand
liep de wind naar het noordwesten en was dus bijzonder in ons voordeel
om den vijand van de reede te verjagen. Hoe lang D'Oqueudo ook al had
kunnen voorzien, dat hij eindelijk toch wel aangevallen zou worden,
toch kwam de aanval nog onverwacht en vele schepen waren genoodzaakt
hunne ankers te kappen. Hierdoor ontstond verwarring en deze werd
niet weinig vermeerderd toen ze elkander op de nauwe reede weldra in
den weg kwamen, en eindelijk aan den grond bleven zitten.
Hieraan stoorde Tromp zich niet en hij stoorde zich nog minder aan
de Roorokken, die met het geschut uit hunne sterkten de Spaansche
schepen in bescherming namen. Oorverdoovend was het gedonder van het
geschut, en de Spanjaarden van de schepen, die omhoog zaten, kregen
het zoodanig te kwaad, dat ze hals over kop in het water sprongen en
zwemmende hun leven trachtten te redden. Onderwijl Tromp zich zoo
bezig hield met de schepen op de reede, had Ammiraal Jan Evertsen
het Portugeesche gedeelte der vloot aangetast. De Portugeezen vochten
dapper, en zeker zouden ze niet zoo geheel verslagen zijn geworden,
als het Ammiraalschip De Theresea, die wel duizend man aan boord had,
niet in de lucht gevlogen was. Onder al die bedrijven was het D'
Oquendo toch gelukt in zee te loopen, doch hier was hij evenmin
veilig als op de reede. Woedend werd hij aangevallen en woedend
verdedigde hij zich. Toch zou hij op het laatst zich hebben moeten
overgeven; maar eene mist en daarna een hevige wind stelden hem in
staat met een tiental schepen te Duinkerken binnen te loopen. Van de
zevenenzestig schepen bleven er achttien behouden; voor het overige
was die schoone vloot vernield, of in handen der onzen. Wij namen
ongeveer tweeduizend man gevangen en vijfduizend waren gesneuveld of
verdronken. Wij verloren slechts honderd man en een schip. De vreugde
te beschrijven, die er in ons land heerschte, kan ik niet! Dat moet men
bijgewoond hebben. Groot en klein, rijk en arm, oud, jong, aanzienlijk
en gering, iedereen was vol vreugde. Gedenkpenningen werden geslagen,
gouden ketenen werden uitgedeeld en de poeeten maakten liederen, die
klonken als klokken. En de luiden, die zoo juichten hadden het bij
het rechte end, want als de Spanjaarden eens overwonnen hadden, dan
had het er voor de Vereenigde Nederlanden niet te best uitgezien. Met
de vrijheid en
|