and achter me snikken. Ik
keerde mij om, en, 't was om de oogen uit het hoofd te schamen,
een reus van een kerel stond achter me te schreien als een kind,
dat zijne koekskens in den modder heeft laten vallen.
"Wat hapert er aan jou, kameraad?" vroeg ik.
"Och, nou en zal ik nooit meer mijn lief Smeerdiek terugzien!" gaf
hij mij ten antwoord. [12]
Zoo'n lummel!
"Denk-je dan dat je vandaag blind zal worden?" vroeg ik.
"Nee, jae, en toch nee! Mer ze zulle me herstikke dood schieten! En
as ik dood bin, dan kom ik nooit niet meer weromme, en ik zien ik
nooit niet meer m'n Smeerdiekje mee z'n klokkespilletje!"--
"Och, och, hoe erg!"--
"Jae, en dicht bie dat mooie torentje mee z'n klokkespilletje, daer
weunt m'n meutje en daer 'oud ik zoovee van!"--
"Wel, wel, dat 's verschrikkelijk!"--
"En as ze me noe is doodschiete, wat zal m'n meutje dan jule!" [13]
'T was of de kerel gek werd zoo stelde hij zich aan; hij zette een
mond open als een bakkersoven en huilde als een wervelwind.
Eindelijk kwam onze Schout bij Nacht ook aan en toen hij mij zoo zag
gieren van het lachen, zei hij: "Dat moet je niet doen, Huib! En jij,
goeie vrind, moest niet huilen; want dat helpt toch niemendal. Maar
weet je wat je doen moet?"--
"Nee, nee, lieve Schout bie Nachtje, dat en weet ik nie!" snikte
de man.
"Nu, luister dan, vrind! Vooreerst moet je een weinigje op den
goeden God vertrouwen; want die heeft voor 'n armen zeeman ook
wel wat over. En dan, je heb knuisteu als voorhamers en armen als
kluifhouten! Denk je dat je die gekregen hebt om er je tranen mee af
te vegen? Mis, man, mis! Jij hebt die nou is om er vandaag klappen mee
uit te deelen, links en rechts! En als je niet weet, hoe je dat doen
moet, kijk dan maar eens naar onzen Huib, en als je wil, naar mij,
dan wed ik dat je er vanavond schik in hebben zult, dat je vandaag
zooveel geleerd hebt!"
Zoo sprak De Ruyter en begon terstond zich tot den slag gereed te
maken. Het gebed werd gedaan, daarna kreeg ieder gelegenheid om eens
goed te schaften, de vlag werd aan de vlaggespil vast gespijkerd en
... daar ging het er van door!
Gijsels trachtte zich met den Vice-Ammiraal Tolck te vereenigen. De
vijand hield het er voor, dat hij aan den haal ging on zette hem
na. Maar Gijsels dacht: "Neen, dat bedoel ik niet!" en terstond liet
hij wenden en gaf den Spanjaard de volle laag. De vijand meende echter
dat hij zoo 'n hoopje garnaalschuitjes best aan kon en gaf Gijsels
d
|