en Koning Karel had groote gebreken gehad en vele
verkeerdheden begaan; maar de haat, dien hij den Vorst toedroeg
was veel te verregaand.--Toen hij het doodvonnis van den Koning
onderteekend had, streek hij zijne met inkt gevulde pen over het
gelaat van zijnen vriend Martyn en zeide: "De beurt is aan u!"
Een mensch, die rechtschapen is, kan zoo al vast geene doodvonnissen
onderteekenen.
Intusschen was Karels oudste zoon, die hem later als Koning opvolgde,
na vele vergeefsche pogingen aangewend te hebben om de kroon te
heroveren, het land ontweken, en vertoefde nu eens hier en dan
daar. Zoo kwam hij ook in Den Haag en genoot daar van vele zijden
gastvrijheid.
Cromwell, die na het eindigen van den burgeroorlog Lord-protector van
Engeland geworden was, had al vroeger bij onze Staten aanzoek gedaan om
zich met Groot-Brittannie tot een gemeenebest te vereenigen. Maar hoe
genegen sommigen Cromwell nu ook waren, daarin hadden ze volstrekt geen
lust, en het aanbod werd dan ook eenstemmig van de hand gewezen.--Dit
hinderde den Lord-Protector erg en bovendien was hij ontevreden op
ons, omdat de Prins van Wales, Koning Karels oudste zoon, hier te
lande zulk eene gastvrijheid genoot. Ieder oogenblik had de man wat
met ons uitstaande, nu over dit, dan over dat; maar het meest over
zeezaken. Het ging ons gemeenebest zeer voordeelig en nog hadden we
in Europa den naam, dat we de eerste mogendheid ter zee waren! Dat
hinderde de Engelsche natie vreeselijk en Cromwell was er steeds op uit
dat aanzien en die eer te fnuiken.--Stoutweg verklaarde de Engelsche
regeering, dat zij de eerste zeemogendheid was en beweerde, dat iedere
Natie verschuldigd was hare vlag te eeren en hulde te bewijzen. Wie
dat niet deed zou als vijand beschouwd en behandeld worden. Men
gaf brieven van kaapvaart aan ieder, die meende, dat hij door de
Nederlanders in een of ander opzicht benadeeld was geworden. Stoutweg
voeren die kapers dikwijls onder de Engelsche vlag, en dan was het
toch wel erg vernederend om de vlag voor eenen kaper te strijken.
Eindelijk begon men hier toch in te zien, dat het zoo niet langer
blijven kon en daarom werd er den derden van Lentemaand 1652 besloten
honderdvijftig schepen van oorlog uit te rusten.
Het duurde dan ook niet heel lang of Admiraal Tromp kon met vijftig
tamelijk goed uitgeruste schepen zee kiezen. De bestemming van die
vloot was, onze koopvaarders te beschermen en zorg te dragen, dat
maar niet iedereen, die daarto
|