e der roofschepen waren echter bijna nog ontsnapt,
maar de wakkere Ammiraal liet zich nu maar niet zoo bedotten. Hij
zette hen achterna en begon een scherp gevecht. Marten was er ook
weer bij en op het oogenblik, dat deze een bevel ontving, zag hij
den bevelhebber aan zijne zijde wankelen en neervallen.
Geen woord kwam er meer over zijne lippen; de man was ineens dood. Een
stuk schroot uit grof geschut had een einde gemaakt aan het leven
van eenen man, dien de Vereenigde Provincien zoo zeer noodig hadden.
Met groote droefheid werd de tijding van zijnen dood in Holland
ontvangen, en veertien dagen later werd het overschot van den moedigen
man, onder eenen grooten toeloop van nieuwsgierigen, te Delft in de
Oude kerk begraven.
Met Piet Hein verloor Marten ook zijnen grootsten beschermer en
machtigsten voorspraak. Hij bleef nog eenigen tijd, als kapitein,
aan boord van de Groene Draak, doch werd toen van zijne betrekking
ontslagen. Waarom dit geschiedde weet ik niet recht.
Geen wonder dat Marten zich thans geheel aan den zeedienst onttrok
en rustig aan den wal ging leven.--
De oorlogszaken ter zee gingen echter weldra verkeerd en eindelijk
werd er besloten, dat men een wakker zeeman, een moedig en beleidvol
kapitein zoeken moest, om dezen aan het hoofd der vloot te plaatsen
en aan den slechten toestand, waarin zij verkeerde, een einde te
maken. Lang zocht men nu eens hier en dan eens daar, doch men kon maar
tot geene keus komen, totdat de oogen van Stadhouder Frederik Hendrik,
zaliger, op onzen Tromp vielen.
Dit geschiedde in 't jaar '37.
HOOFDSTUK VIII
Bij Duins.
Na het sneuvelen van Piet Hein had ik den dienst ter zee voor
de West-Indische Compagnie verlaten, en maakte even als vroeger,
weer tochten met de Straatvaarders. Langzamerhand begon echter de
walvischvangst minder voordeelen af te werpen, en daarom besloot ik
andermaal weer in dienst van den Lande te gaan. Ik deed dit vooral
omdat ik in 's Lands dienst nu elf gulden per maand verdienen kon en
... omdat ik naar afwisseling verlangde. En afwisseling zou er komen,
dat stond zoo vast als eene belboei aan eenen hardsteen. Allerlei
geruchten deden de ronde in het land. Nu eens was het: "Spanje
rust eene sterke vloot uit om de Oostenrijkers en enkele Duitsche
staten tegen de Zweden te helpen!" Dan weer was het: "Mis mannetje,
misgeschoten, er wordt eene landing in ons land voorbereid!" Eindelijk
kwam een derde en die vertelde, dat geen van ons a
|