n mooi kleurtje aan?--om daar mijn geld zoek te maken.
Wat zou ik doen? Varen, loopen of rijden? Varen? Dank-je, dat was
wat al te saai, daar en had ik geen lust in! Loopen? Eene lieve
wandeling van Enkhuizen naar Amsterdam! Rijden? Wel ja, dat moest ik
eens doen! Ik had het zeker in geen twintig jaren gedaan!--
Dat was dus besloten! Ik zou rijden!--
Toen ik goed en wel op weg was, had ik er wel spijt van en dacht ik
aan het zeggen van een oud kameraad: "Liever met eene oude schuit op
zee, dan met eenen nieuwen wagen op het land," maar, ik had gekozen en
'k wilde nu niet als een echte flauwerd terug krabbelen.
Half ziek van het hotsen en schudden kwam ik's avonds om tien uur
te Amsterdam aan.--Er was weinig verkeer meer op straat, doch aan
den IJkant hoorde ik uit eene kleine taveerne een vroolijk gelach
klinken.-- Waar gelachen werd daar moest ik wezen, dat zou me wat
opknappen. Ik trad de taveerne binnen en kon in het eerst bijna niets
onderscheiden, zoo vol was het met toebacksrook. Eene kaars, die op
eene toonbank stond, geleek veel op een maantje in 't laatste kwartier
dat in den mist opkomt. Ik hield de handen voor de oogen en ontdekte
eindelijk aan een tafeltje, waar nog zoo'n laatst-kwartier-maantje
stond te walmen, een stuk of zes matrozen. Ik schikte bij en weldra
moest de nieuweling een rondje bier geven. De pijpen werden nog eens
aangestoken, en de pret begon opnieuw.
Maar of het nu kwam door den rook, door het bier of door de
vermoeienissen van de reis, ik en weet het niet, doch dat weet ik wel,
dat ik op het laatst wat hoorde gonzen en babbelen; maar ik sliep
eindelijk zoo vast, dat men wel een kanon aan mijne ooren had kunnen
afschieten eer ik wakker was geworden.
Hoe lang ik geslapen had weet ik niet; maar ik werd wakker toen de zon
al lang aan den hemel stond, en niet in de gelagkamer van de taveerne,
maar op een' steekwagen, die op straat onder eene poort stond.--Ik
wreef mijne oogen eens uit, ging overeind zitten en trachtte mij te
herinneren waar ik den vorigen avond geweest was. Zou ik soms...? Ik
voelde naar mijnen buidel en ... hier niet, daar niet,--weg! In een
oogenblik was ik van den steekwagen aan den IJkant! Maar inplaats
van eene taveerne te vinden, zag ik er wel meer dan een dozijn en zij
geleken allen op elkander als de eene droppel water op den anderen.--Ik
ging ze binnen, doch werd overal ruw bejegend, ja, soms dreigde men
mij met den Schout.-- Wat moest ik doen?--
"Zoek-j
|