.
Welke moeite er ook gedaan werd, alleen de Gelderland kwam los en
het Ammiraalsschip bleef zitten als een muur, niettegenstaande wij
alle pogingen in het werk stelden om het vlot te krijgen.
Piet Hein kwam thans bij ons aan boord en het was eene liefhebberij
om te zien hoe hij Tromp behandelde.
Om de waarheid te zeggen, ik had liever gezien, dat hij maar aan
boord van een ander schip gegaan was; want ik verkeerde maar in
de meening, dat hij mij ontdekken en herkennen zou. Ik bleef hem
zooveel mogelijk uit zijn vaarwater en ik zorgde ook wel dat ik hem
niet voor den boeg kwam. Was hij met Tromp in gesprek dan dacht ik:
"Wie weet of ze 't nu niet over mij hebben!" --
Gelukkig was ik voor niemendal bevreesd geweest, en als ik maar een
gerust geweten gehad had, dan zou ik begrepen moeten hebben, dat een
Ammiraal zich zelden met matrozen ophoudt.
Intusschen ging 'k dien avond vroeg ter kooi en bekommerde mij al heel
weinig om het schieten uit de stad op het nog vastliggend schip. Den
anderen dag gingen wij er nog eens heen om weer andere middelen
in het werk te stellen teneinde het vaartuig vlot te krijgen. --
'T geleek veel op een zeef en Piet Hein zei: "Bij mijne trouw, het
schijnt dat de Spanjool zich gisteren avond in het schijfschieten
heeft geoefend! Bah! kwajongens werk!"--
Na meer dan een uur lang onder het vuur des vijands alles gedaan te
hebben wat we maar konden verzinnen, zonder ook maar een duimbreed
te vorderen, gaf Piet Hein bevel alles uit het schip te halen wat er
maar uit te halen was. Het geschut werd vernageld en vervolgens kregen
we in last om op vier plaatsen den brand er in te jagen.--Juist toen
ik hiermede bezig was hoorde ik eenen hevigen slag. Ik stormde naar
het dek en zag de zee bedekt met de overblijfselen van het schip De
Oranjeboom, dat, of door eigen vuur, of door dat van den vijand in
brand geraakt was. Meer dan veertig man kwam bij deze gelegenheid
op eene ellendige wijze om het leven. Slechts veertien van de zestig
manschappen werden nog half levend, doch met verminkte ledematen uit
het water gehaald.
Eindelijk scheen de Ammiraal over den behaalden buit tevreden te zijn
en den vijand genoeg naar zijnen zin getuchtigd te hebben. Hij gaf
bevel om af te houden en den koers naar het Vaderland te richten.
Zoodra dit geschied was zeide Piet Hein: "Tromp, waar is je barbier
of houdt je er zoo'n meubel niet op na?"
"Zeker, zeker," sprak Tromp, "maar ... maar ..."
"Je kijkt
|