in de Allerheiligen
baai, maar goed en wel gedekt door het geschut der stad.--
Toen Tromp van den krijgsraad terugkwam, werden wij allen bij elkander
geroepen, en toen dit geschied was, sprak hij:
"Mannen, onze Onder-Ammiraal wil een stout stuk bestaan waarvan,
als het ons gelukt, de wereld gewagen zal.--Er is roem, eer en lof
te behalen. Gij allen weet hoe vreeselijk fel onze Opperbevelhebber
op den Spanjool gebeten is. Werd hij niet eenmaal door den Spanjool
gevangen genomen en gegeeseld? Heeft hij in de West-Indien niet
andermaal onder hen eene harde krijgsgevangenschap moeten verduren,
en is hij daar niet twee volle jaren lang als een hond behandeld
geworden?--Maar wat spreken wij van hem? Hebben wij niet allen een
vader, grootvader, broeder of vriend op hen te wreken? Komt aan,
toont dan den Braziliaan en den Spanjool wat ge durft en wat ge kunt!
Hoort, daar klinkt het eerste kanonschot! Piet Hein is de voorste en
gaat op den vijand in! Wat zullen wij doen, hem volgen of...."
"Volgen, volgen, volgen!" klonk het van alle zijden.
Tromp wuifde zijn hoed en riep: "Leve de West-Indische Compagnie! Leven
de Vereenigde Nederlanden!"--
Wij allen herhaalden die woorden, en daar ging het. De Gelderland
en de Holland waren den Ammiraal spoedig op zijde, doch wij met nog
vijf andere schepen vervielen onder den wind en konden niet volgen,
zoodat die drie schepen den hond zijn kluif moesten ontnemen. En,
heer, heer, wat ging het er langs. Piet Hein schoot, als of hij
alleen alles wilde vernielen en toen wij eindelijk ook op zijde waren,
begonnen de poppen eerst recht te dansen.
De Spanjaarden riepen genade!
Maar, jawel, wij hoorden er geen van allen wat van, dat wil zeggen,
wij waren Engelsch doof en wilden niet hooren!--
Daar werd van het Ammiraalsschip eene boot neergelaten!
"De booten uit! De booten uit!" beval Tromp.
En nu ging het er zoo op los.
Als katten klauterden wij daar tegen die renzenschepen op en de
Spanjolen waren zoo verslagen en stonden zoo versuft te kijken, dat
we dit durfden doen, dat ze een - twee - drie rechtsomkeert maakten
en over boord sprongen om hun leven te redden.
Ja, 't hielp wat of ze ook uit de stad schoten, we gaven er zoo goed
als niemendal om, en die luiden moesten het zoo maar aanzien, dat we
twee en twintig schepen vlak voor hunnen neus weghaalden.
Maar op het onverwachts bleef het Ammiraalsschip vast zitten en weldra
volgde de Gelderland dat leelijke voorbeeld
|