de Griffioen
aanvallen zullen! Wat zult ge doen? Vechten of vluchten?"
"Vechten, kapitein, vechten tot den laatsten man!" klonk het van
alle kanten.
"Maar eerst God om kracht en bijstand gesmeekt," sprak de oude Tromp
bedaard, en wenkte den schrijver om het gebed te komen doen.--Daar
wij geenen predikant aan boord hadden, voldeed deze hieraan en met
vrome aandacht spraken wij langzaam zijne woorden na. Toen het gebed
afgeloopen was, kregen we ieder een oorlam en ... daar ging het op
den vijand los.
Ik stond bij den grooten mast en had wel gewild dat hij een kanon ware
geweest, dat ik afschieten mocht. Eensklaps werd mij op den schouder
getikt en toen ik achter mij keek, zag ik Marten staan.
"Ben je nog boos, Huib?" vroeg hij.
"Ja, zeker," gaf ik ten antwoord. "Zeker ben ik nog boos! Ik en heb
niet geklapt en toch gelooven ze het allemaal en jij gelooft het ook
nog, en daarom ben ik boos! Maar ik zal daarom toch wel mee vechten,
hoor!"
"En als ik nu zeg, dat ik het niet geloof, dat je geklapt,
hebt?"
"Dan jok-je, want je gelooft het toch!"
"Gaat op zij, jongens, je staat in den weg! Er is hier geen plaats
meer voor je op het dek! Gaat maar naar beneden, daar zijt ge
veiliger!" zeide Piet Hein.
"Ik blijf bij Vader," zeide Marten, "en Huib blijft bij mij! Wij zijn
Brielsche jongens, schipper, en niet zoo heel bang!"--
Marten sprak mij voor en dat trof mij zoo dat ik hem mijne hand gaf;
maar juist toen ik wilde zeggen, dat ik nu niet meer boos en was,
vloog er met vreeselijk geruisch een kogel door het groot marszeil en
oogenblikkelijk daarop werd ons schip hevig heen en weer geslingerd,
want de kapitein kommandeerde "vuur!" en de twaalf stukken, die we
aan bakboordszijde hadden, gaven den Spanjool de volle laag.--Toen
hoorden wij het schieten niet meer: er was ook zooveel te hooren en
te zien.--Te midden van het vreeselijk gedonder der kanonnen klonken
allerlei kreten. Daar liep Jurrie Zwijn met eene brandende lont ons
voorbij en Piet Hein achter hem. Eensklaps viel Jurrie Zwijn neer en
Piet Hein buitelde over hem heen.
"Kan-je niet beter op je beenen blijven staan?" vroeg Hein aan Jurrie,
die daar nog altijd op het dek lag.
"Een schot in de borst, schipper! Ik - ik sterf! Heb ik nog - veel -
veel kwaad - g- goed-gemaakt, z- zeg?' sprak Jurrie.
"Einde goed, alles goed! Je hebt je wakker gehouden, kameraad!" zeide
Hein en stak hem de hand toe.
Jurrie poogde den handdruk te beantwoorden, la
|