chte even en zei:
"D - d - dank-je, schip-schipper! A - a - d - die!'
De ongelukkige was dood.
"Geleefd als een zwijn, gestorven als een man!" bromde Hein en pinkte
eenen traan weg. "Mannen, legt hem uit den weg; hij is de eerste aan
boord!" beval hij aan een paar matrozen. Deze deden dit en toen Jurrie
daar zoo lag, zei Marten:
"Was hij je vriend, Huib?"
"Neen," antwoordde ik, "ik was bang van hem!"
Marten zei niets, maar legde een zeil over den gesneuvelde. Toen hij
dit gedaan had en opkeek riep hij: "Huib, kijk, kijk!"
En wat was er te kijken?
Toen ik omkeek was het haast niet meer te zien. Een vijandelijk
vaartuig, dat in brand stond, vloog in de lucht. Stukken balken,
ijzers, brokken van kettingen, menschen, vuur, vlam, rook, alles
vloog in de hoogte en werd wijd weggeslingerd! Hu, er ging eene
rilling over mijn lijf! Dat was akelig!--
Intusschen waren wij het galjoen tot op een musketschot afstands
genaderd. Nog eenmaal gaven we den vijand de volle laag en grepen
toen naar de musketten, enterhaken, bijlen en sabels.--Daar sloegen
de vlammen uit het galjoen! Wij kwamen het al nader en nader!--De
vlammen knetterden en dansten tegen het want op. Gegil, geschreeuw,
musketschoten, alles klonk door elkaar! Wat ik toen gedaan heb,
weet ik niet. 'K zag mijne kameraads voor en achter mij vallen en het
brandende galjoen vlak tegen ons aan liggen. Daar vlogen onze zeilen
in brand! De groote ra en de fokkera volgden! De vlammen krulden om
het want en kropen naar voor, naar achter, naar boven, naar beneden,
rechts, links, naar alle kanten!--
Ik dacht aan het Spaansche schip, dat ik zoo even in de lucht
had zien vliegen en ... als dat gebeurde dan... dan waren we allen
dood!--Ik dacht aan mijne moeder!--Arme moeder!--Ik dacht aan den ouden
schoolmeester, aan 't Kregel Mennonietje.... Daar vlogen de matrozen
het want in!--He, wat kerels!--De kogels floten hun om de ooren;--de
vlammen verschroeiden hunne hoofdharen, bakkebaarden, en kleeren!--Te
vergeefs! De brand was niet te stuiten!--De matrozen kwamen weer naar
beneden, en reeds stonden enkelen gereed om zich van de sloepen meester
te maken toen het brandende galjoen afdreef! Welk geluk! Nu was er nog
kans op behoud! Opnieuw werden er pogingen aangewend om den brand te
stuiten, toen eensklaps het galjoen, dat ons pas een minuut of tien
geleden verlaten had, gedeeltelijk in de lucht sprong. Het water kwam
in eene vreeselijke beweging en ons schip slingerde
|