; want ik schreeuwde mee, zoo hard ik kon: "Voor Zijne
Excellentie Prins Maurits en de Compagnie! Hoezee! Hoezee!"--
De vreemde schelmen schenen zich om ons geschreeuw al heel weinig
te bekommeren en hielden, voortgaande met schieten, steeds op ons
aan. Zij schenen nog weinig verstand van het geschut te hebben,
want al de kogels vlogen hoog door het want heen.--Onze konstabels
daarentegen waren betere schutters; bijna elk schot was raak. Maar
wat hielp het? In minder dan een uur waren wij rondom ingesloten. We
hadden het thans van alle kanten te kwaad. Die rabauwen, 't moet gezegd
worden, waren niet bang, en zonder dat wij het verhinderen konden,
werd de Bare geenterd en klommen de vijanden als katten bij ons aan
boord. Toen werd het een bloedig gevecht! De kapitein stond vooraan
en sloeg er wakker op in; maar eensklaps ontving hij eene doodelijke
wonde en viel voorover op het dek. Een oogenblik staakten de onzen
het gevecht, doch toen Marten dit zag, bukte hij, greep den degen van
zijnen vader en met vuurstralende oogen en met tranen op de wangen
schreeuwde hij: "Jongens, helpt dan mijn arm vadertje wreken! Toe dan,
toe dan, helpt mij!"--
"Ja, ik wil je helpen," riep de lange schipper en zijn bijl wegwerpende
pakte hij eensklaps een der opperhoofden om zijn middel, tilde hem
van het dek op en smeet hem over boord.
"Doet als ik!" riep hij en wilde eenen tweeden vijand op dezelfde
manier over boord smijten, doch deze zag het spelletje aankomen en
deed een geduchten houw naar hem.
"Wel ja, wou je me daar zoo maar een lik uit de pan geven?" riep de
Arnemuidenaar lachende. "Ik en lust geen likjes, maar misschien lust
jij wel een zoopje haaienwijn!"
Ook deze vijand werd als een veer opgetild; doch hij was sterker dan
de ander en hield zich aan den schipper vast.
"Nou, niet of graag! Wil je me niet loslaten dan gaan we samen! Adie,
jongens, houdt je goed!"--
Zoo riep hij en eensklaps sprong hij van de verschansing en verdween
in de diepte.--
Nog een oogenblik hielden we den ongelijken strijd vol; maar ten
leste moesten wij den kamp opgeven en we zagen ons genoodzaakt, wilden
we het voorbeeld van den wakkeren en moedigen schipper niet volgen,
de wapenen neer te leggen en ons over te geven.--
Marten en ik werden met nog drie anderen aan boord van het grootste
roofschip gebracht, om daar als honden behandeld te worden en den
bevelhebber op zijne wenken te bedienen.--Op zijne wenken, precies,
want geen van de
|