Spanjolen!" schreeuwde thans Witte
uit al zijn macht, "ik zit hier maar te kijken! Wat doe-je mij zoo'n
kogel tegen mijn hoofd te smijten?"--
"Het Kregel Mennonietje is ziekentrooster aan boord van Ammiraal
Claesensz.!" schreeuwde ik naar beneden.
Plof! Daar kwam al weer zoo'n doek met zand tegen mijn lijf aan. Ik
verloor het evenwicht, liep nog een eind vooruit om op de been te
blijven, doch kwam toen tegen Witte terecht, en rolde met hem van
boven neer.
Met daverend gejuich werden wij onder het geroep van
"Spanje! Spanje!" ontvangen. Onder het rollen voelde ik dat ik
vreeselijk gekrabbeld werd, doch ik had geen tijd om te zien of
Witte dat deed. Wij kwamen in de braamstruiken, die beneden aan
den heuvel en tegen de hoogte groeiden, aanrollen. Hoewel versufd
door den val stond ik dadelijk op en naar Witte gaande zeide ik:
"Je hebt mij gekrabbeld, Kregel Mennonietje!"--
"Ik en mag niet krabbelen!" zei hij bedaard. Misschien zou hij nog
meer gezegd hebben, doch daar kwam Simon met drie andere jongens aan
die ons gevangen namen onder het schreeuwen van: "Spanje! Spanje! de
ziekentrooster en de konstabelsmaat van den vijand! Hangen! hangen!"
"Ik en wil niet hangen! Ik en heb niet gevochten ofte gekrabbeld! Ik
heb maar staan kijken! Blijft van mijn lijf of ik zal "moord"
roepen!"--
"Wel hoor me dien razenden ziekentrooster eens aan!" riepen onze
vijanden en zouden ons misschien zoogenaamd opgehangen hebben, als
niet van de andere zijde van den heuvel een vreeselijk geschreeuw
ons in de ooren geklonken had.--
Twee kampioenen, de beide bazen van het spel, Reinier Claessensz. en
Fiasciardo, rolden arm in arm van boven neer en vielen met hun
beiden op mijnen zak met kippenvoer, die heelemaal berstte. Onder het
worstelen van die twee kreeg de zak een schop, dat hij een heel eind
verder in het water terecht kwam. Het regende kippenvoer en dat,
wat nog in den zak gebleven was, kon niet meer gebruikt worden,
want het was doornat en vol modder en kroos.
"Dat is jou schuld, krabbelaar!" riep ik. "Jij hadt er op moeten
passen! 'T is jou schuld en jij zult me twee maten kippenvoer en
eenen nieuwen zak teruggeven!"--
"'T is mijn schuld niet! Jij hebt me naar beneden gegooid en ik en
heb niet gekrabbeld!" antwoordde Witte terwijl hem de tranen van nijd
uit de oogen sprongen.
Ongelukkig genoeg gaf men den arme Witte van alles de schuld en
het kwam niemand in de gedachten hem te beschermen. Scheldnamen,
schoppen en
|