e penningen en den ledigen zak zien.
"Zoo, dat is wat anders," zei ze en mijn zak nemende kwam ze er weldra
mede terug.
"Gebruik je het oorlof om buiten wat te gaan jagen en tieren?" vroeg
ze mij onderwijl ik den krop van den zak stevig dichtknoopte.
"Neen, moeder De With," zeide Marten, "er is heel wat anders
gebeurd." Hier begon hij haar de geschiedenis van Reinier
Claessensz. te vertellen en toen hij geeindigd had, sloeg Witte's
moeder de handen in elkander en riep: "Fij, fij, en hierover maken
de jongskens zulk een getier? 'T ware beter dat gijlieden deedt als
mijn Witte, die keert u de rechterwang toe, als ge-hem op de linker-
eenen slag geeft!"--
Daar zag Witte op het oogenblik anders niet naar uit; want onderwijl
Marten vertelde, was de kleine jongen,--die echter nog al kloek
en stevig voor zijn leeftijd was, daar hij een paar dagen geleden
eerst zeven jaar oud was geworden,--naar buiten gekomen en stond met
glinsterende oogen en gloeiende wangen te luisteren.
"En waarheen gaat het nu?" vervolgde moeder De With.
"Naar den Burgheuvel te Oostvoorne om zeegevechtje te spelen!" zeide
Jan Boete en voegde er terstond bij: "komt, jongens, anders wordt
het te laat!"--
"Gijlieden moet zeker allen wel van die vechtersbazen ter zee worden,
he? Nu, mijn Witte zal daar gelukkig voor bespaard blijven. Hij zal
het vreedzame handwerk van lijndraaien leeren, nietwaar, vent?"--
"Ik zou ook wel willen varen, moeder!" antwoordde Witte.
"Nu, dat en zult gij niet! Jongskens van zeven jaar en weten niet
wat ze willen, die moeten doen wat vader en moeder begeeren!"--
"Maar waarom mag ik dan niet gaan varen, moeder? Een matroos moet
toch niet altijd vechten, wel?"--
"Zwijg, Witte, zwijg! Je heb je door die bengels daar, den kleinen
kop warm laten praten, dat hebt ge! En, wat ik zeggen wil, moet er nog
iemand kippenvoer? Niet? Nu, gaat dan maar heen en bedrijft uw zondig
spel tot de Baljuw je voor je straf achter slot en grendel zet!"--Zeide
moeder De With en haar zoontje in huis trekkende, deed ze de deur toe.
"Leve Reinier Claessensz. en het "Kregelige Mennonietje!" schreeuwde
een der jongens, en zijn uitroep werd door allen krachtig herhaald.--
En thans zou het naar den Burgheuvel gaan; maar niettegenstaande
Marten en Willem Hugensz. over den kortsten weg getwist hadden, weldra
bleek het dat zij dien kortsten weg alleen van hooren zeggen hadden;
want in plaats van den Ruyghendijck op te gaan, sloegen we te g
|