moeder, Witte's vader, de oude Cornelis Wittensz. De With en zijne
Moeder Neeltjen Andries, zijn beiden Mennonieten en deze mogen niet
slaan, niet vechten, niet zweren en wat weet ik daar nog al meer af!"--
"'T staat u waarlijk fraai, Huib, zoo'n armen knaap te bespotten omdat
zijn vader en moeder een soort van ongeloovigen zijn! En doet ge dat
spulletje alleen?"--
"Welneen, Moeder! Daar heb-je Marten, den zoon van Herbert
Martensz. Tromp, den zeekapitein, die is altijd haantje de voorste!"
"Dat wil ik wel gelooven! Wat er van dat jongsken worden moet, dat
en weet ik niet. Hij is heelemaal baas over zijne moeder, die veel
te goed voor zoo'n bengel is. Die Marten moest mijn jongen zijn,
ik zou wel raad met hem weten, ja, dat zou ik!"
"Gij zoudt hem slaan, Moeder?--Als Marten uw jongen was zoudt ge dat
niet doen; want hij is door en door goed, als een kalf, ja!"--
"Sla ik jou wel eens, Huib? En ben-je ook niet dikwijls heel
kwaadwillig en ondeugend? Neen, ik zou met Marten doen, zoo als ik
plan heb met jou te doen, als je vader uit de Oostzee terug is!"--
"Wat dan, Moeder, wat dan?"
"Dan ga-je naar zee, jongen! Aan boord gaan er die wilde haren wel
uit! Reken daarop!"--
Toen moeder dit zei sprong ik wel twee voet hoog van den grond en
begon haar te omhelzen en te kussen van belang! Want naar zee te gaan,
dat beviel me vrij wat beter dan in het school op die harde banken
te zitten. Ik leerde bovendien heel weinig, omdat ik er geen lust in
had. Lacie, wat heb ik mij hierover later beklaagd!--Kan-je lezen en
schrijven, Jonge Kees?"--
"Jawel, ik heb dat te Schevelingen van onzen domine geleerd. Die man
houdt veel van me!"--
"Zoo, dan is het goed, dan kan-je ook nog wat worden in de wereld. Maar
ik, oude stumperd, ik, die niet en wilde leeren, ik ben niets geworden,
niets dan matroos.--Voor matroos geboren zal ik ook wel voor matroos
sterven! Spiegel u aan mij, knaap, en zorg dat ge wat meer wordt dan
ik.--Doch laat ik nu met mijne vertelling voortgaan.
Toen mijne Moeder zich uit mijne woeste omhelzing losgemaakt had,
zei ze: "Welnu, Marten moet ook naar zee. Vader Herbert zal hem de
ooren wel wasschen, als hij het verdient! Doch wat ik zeggen wil,
ga nu naar den ouden Cornelis Wittensz. De With en haal me daar een
paar maten kippenvoer. Ik heb gehoord, dat hij het goedkooper geeft
dan Meeuwisz. hier in de buurt!"--
Onderwijl ik in ons schuurtje ging om eenen zak te halen, hoorde ik
een geweldig gejo
|