weten, dat ik
meedoe "aan het bijna misdadig werk, den leek te stijven in zijn
dwaling, dat koelhoofdigheid, beradenheid en zelfbeheersching
"onartistiek" zouden zijn, burgerlijk en nuchter." De schromelijk-onjuiste
formuleering der beschuldiging daargelaten, wil ik wel even zeggen, dat
ik mij toen voelde--en dat zal nu ieder begrijpelijk zijn--als die
ongelukkige barbier van zekeren Kalief, die dien vorst onder het scheren
verteld hebbend, dat een veldslag door de Ottomaansche legers verloren
was, onmiddellijk door den Grooten Heer over de kling werd gejaagd.
Helaas--ik houd van Turken!--ook het verhaal van dien barbier was _geen_
dwaling, maar de onschuldige verteller had den slag toch niet verloren
en ik heb toch niet de groote kunstenaars in de wereld geschopt?...
Intusschen, niet altijd lijken ons die reacties ridicuul, wij achten ze
soms ook wel van grootschen aard, al kan onze nuchterheid zich ook dan
niet weerhouden, tegelijkertijd iets als "Don Quichottisch" te mompelen.
Men denke bijv., om ons tot een voorbeeld uit de literatuur te bepalen,
aan de vrij zuiver uit zijn _kunstenaarsaard_ voortvloeiende weigering
van _Cyrano de Bergerac_, om de gunst van den almachtigen kardinaal de
Richelieu te winnen, door gehoorzaampjes de wijzigingen te aanvaarden,
die deze in Cyrano's tragedie mocht [p.49] wenschen aan te brengen. Ook
zulk een daad wordt natuurlijk door ieder braaf burger eene krankzinnige
extravagantie geacht, maar hij is zoo genadig haar "mooi" te noemen, ten
eerste, omdat _zijn_ glazen er nimmer door kunnen breken--want laat mij
u verzekeren, dat dit mooi-vinden hem, achter zijn toonbank weergekeerd,
niet zal verhinderen te gnuiven: "Wat die zich daar vergooit ... dat
most mijn gebeuren!... gewoon stapel!"...--en ten tweede, omdat hij
niet door het _leelijk_-vinden eener daad, die de materie aan de idee
offert, de kans wil loopen te worden aangezien voor iemand, die tot een
dergelijk offer niet in staat is....
[VAN GOGH-KAULBACH: VOOR TWEE LEVENS.]
Ik heb hier nu twee boeken over kunstenaars voor mij liggen: een van
Anna van Gogh--Kaulbach, _Voor Twee Levens_, dat ons een daad laat zien,
die, op de boven omschreven wijze, "mooi" gevonden wordt en een van
AEg.W. Timmerman, _Leo en Gerda_, dat ons daden toont, die hinderlijk en
ridicuul zijn. Als weerspiegeling van maatschappelijk gebeuren en in den
psychischen oorsprong daarvan beschouwd, zal ik nu wel, vermoedelijk, in
het voorafgaande over den inhoud
|