eschrijven, stond Adele, en keek,
gevangen in den ban van iets geheimzinnigs, iets ongewoons, dat
haar met onweerstaanbare macht hield geboeid. Alles was _anders_[8]
voor haar in deze oogenblikken ... al de menschen, die er bezig
waren, leken vreemde mannen, in een omgeving, die zij niet kende.
De atmosfeer was koel, en onbeweeglijk stonden de boomen en
planten-groepen tegen den donkerblauwen schijn van de lucht. En de
maan werd grooter en helderder, en wierp witte stralen op de
werkzame handen der mannen, en schampte zoo nu en dan een
fel-flitsend licht langs het stille, glanzende water.
Het was Adele, alsof zij droomde. In den grooten prenten-bijbel
kende zij de plaat: De wonderbare vischvangst, en ook wonderbaar
scheen _deze_ vischvangst haar toe, en het was haar, alsof zij nog
nooit te voren het zoo had gezien: het ophalen van het net, met de
levende, spartelende massa der over elkaar glippende,
kwikzilver-vlugge en flikkerende visschen, waaruit door den Baas,
onbeschroomd-tastend, een keus werd gedaan.... En nooit had zij 't
nog gezien dat Ruitenburg zoo iets om den adem in te houden vreemds
over zich had, als nu hij, met een emmer visch in de hand, zich
naar de keuken begaf. Zijn voetstappen knerpten over het grint;
zijn breede schouders waren wat naar voren gebogen, en zijn donker,
doorgroefd gezicht was in het maanlicht van een strakken plechtigen
ernst.
Dit is de Prins van het mystieke levensaanvoelen. Dit is de heilige
sprookjes-Prins, die in zijn glorierijk en droome--vlug verschijnen en
verdwijnen, de menschen- en de kinderzielen even stil, ademloos-stil
maakt van huiverend geluk, om de zijn oogen en gelaat ontstralende
glansen.... Deze bladzij, op een _oneindig hooger_ plan dan het overige
van dit werk levend, bevat--'k zeg het zonder "Oostersch-lyrische"
overdrijving, in koelen bloede en mij sterk bewust van wat [p.47] ik
zeg--een mystieke visie van een heel diep voelend schilder-visionnair.
Van kind tot kunstenaar _il n'y a qu'un pas_. En zoo ge schalk genoeg
zijt mij hier te vragen, of het diezelfde _pas_ is, welke van het
sublieme naar het ridicule voert, ik zal u in vollen ernst antwoorden,
dat dit wel en ook niet het geval kan zijn, maar dat het mij althans,
_immer_ geviel in kind en kunstenaar een essentieele gelijkaardigheid te
erkennen. Want een kunstenaar, ziet ge, dat is eigenlijk zu
|