liefde broertje, haar weerzin, als ze
hoort, dat er een nieuw kindje komt, dat broertjes plaats zal innemen;
haar vermeende haat tegen dat nieuwe kindje! Ik zoude ook wel nader
mijne meening willen motiveeren, dat de volwassen menschen niet zoo goed
als de kinderen zijn gebeeld, dat met name, hun dialoog niet zoo goed
geslaagd is, dat zij te veel betoogen en te redevoeringachtig spreken,
dat zij ook te zeer als personages van bijzondere gewichtigheid,
bijzonder verstand, en bijzonder gevoel zijn voorgesteld. Het is alsof
zij, _in plaats van door de schrijfster-zelf, door de_ HEN
VERHEERLIJKENDE _kinderen zijn gezien_. En ofschoon deze omstandigheid
de eenheid van het werk wel versterkt, 't is toch niet goed.... De
oorzaak wordt ons klaar, indien we er op letten, dat de grove,
zinnelijke _Oom Carel_ beter gebeeld is dan de hoogstaande _Alexander_
en _Jeannette_, de beide ouders: de schrijfster zich eenmaal volledig
ingevoeld hebbend in de levenssfeer der _kinderen,_ werd door de visie
van de in reinheid aan kinderen verwante _Alexander_ en _Jeannette niet_
uit de _kinderlijke_ levenssfeer gerukt, zij zag en beeldde hen dus _van
uit die sfeer_; door de visie echter van _Carel_, die _niets_ met het
kinderlijke gemeen heeft, werd zij _wel_ uit het kinderlijke denk-voelen
gerukt. Zij zag en beeldde hem dus van uit de sfeer der kunstenares
Reyneke van Stuwe. Maar nu zal ik over dit alles niet verder uitweiden,
en liever de nog ter behandeling van dit werk beschikbare ruimte
gebruiken, om op iets veel gewichtigers uwe aandacht te vestigen. Zooals
ge u wel, m'n waarde lezer, uit eigen jeugdjaren herinneren zult: in een
kinderleven behoort een sprookjesprins, en, gelukkig, hij ontbreekt dan
ook in het kinderleven van dit boek niet. Wilt ge hem van hier even zien
verschijnen? Welnu, zie toe:
[p.46] Adele stond wat verder dan de anderen stil te kijken. Het
tooneel, nu het duisterder werd, had een vreemde bekoring voor
haar. Tegen de klare schemerblauwte der lucht bewogen zich de
zwarte figuren der menschen, als de silhouetten van een door
ouderdom donkere plaat. Duidelijk teekende zich de kruisboog van
het net af tegen den effen hemel. En als het plotseling zwaar werd
neergelaten, dan was het opeens, als brak een glad kristal in
scherven, die heftig op-vlogen, en in glinsterend gruis verstoven.
Zonder zich bewust te maken, wat zij zag, en zonder het in
zichzelve detailleerend te b
|