iderot in een tooneelstuk de uitspraak
had gedaan "slechts de booswicht leeft alleen" en Rousseau die woorden
als een hatelijkheid aan zijn adres opvatte. Mme d'Epinay bemoeide zich
met de zaak en wist de vrienden weer te verzoenen: Diderot bezocht
Rousseau in de Hermitage en na dat bezoek schreef Rousseau geheel
verteederd aan zijn oude vriendin: "ge hadt groot gelijk met te willen
dat ik Diderot zag. Hij bracht gisteren den dag hier door, ik heb in
langen tijd niet zoo'n heerlijken dag gehad. Er is geen ontstemming die
stand houdt voor de tegenwoordigheid van een vriend."
Maar ook met Mme d'Epinay was de verhouding niet meer zacht en vloeiend
als vroeger: tusschen hen beide stond, al sedert een poosje, Grimm,
stond nu ook Mme d'Houdetot! Grimm's arrogante wijze van optreden tegen
hem, maakte voor Rousseau de bezoeken op de Chevrettes al meer tot een
kwelling. Al de kleine onderscheidingen en attenties waarmee Mme
d'Epinay hem in den tijd van hun innige vriendschapsverhouding verwend
had: zijn plaats naast haar aan tafel, zijn slaapkamer naast de hare,
hielden nu op: de nieuweling in haar gunst eischte en kreeg ze. Was het
dan altijd zijn lot, om door een Wintzenried verdrongen te moeten
worden?
Mme d'Epinay van haar kant had geen vrouw moeten wezen, om zich niet
ontstemd te voelen door den plotselingen hartstocht van Rousseau voor
haar schoonzuster. Om de nieuwe geliefde verwaarloosde hij de oude
vriendin ten eenemale: men zag hem bijna niet meer op de Chevrettes,
waar de gasten hem plaagden en zich vroolijk maakten over den philosooph
die al grijze haren kreeg en nu verliefd was als een schooljongen. Een
verwende vrouw als Mme d'Epinay kon 't noode verdragen, verwaarloosd te
worden. Zij hield warm van Rousseau, zij waren nu tien jaar vrienden, zij
koesterde zich graag in de teederheid van zijn vriendschap, hoezeer zij
ook aan haar minnaar hing. Het feit, dat Rousseau vol grieven zat tegen
dien minnaar, was natuurlijk weer een grief van Mme d'Epinay tegen hem.
Zij deed dien zomer wat zij kon om een breuk tusschen de twee mannen te
voorkomen.
Zoo was de atmosfeer aan alle kanten met elektriciteit geladen. Toen
kwam de vonk.
St. Lambert werd van de innige verhouding zijner geliefde, met Rousseau
op de hoogte gebracht, en, zeer natuurlijk, stelde men hem die voor als
een liefdes-verhouding. Mme d'Houdetot vertelde het onder tranen aan
Rousseau. Deze bedacht zich geen oogenblik: dat had Mme d'Epinay
gedaan.[32] I
|