s de verlokkingen van hooge soldij en goed
voedsel, de cijfers van 1853 en 1854 nooit meer bereikt. De bronnen
schenen op te drogen. Sedert is in Duitschland eene geheele omkeering
tot stand gekomen. De pruisische regeering, thans de leidende macht in
Duitschland, is niet gezind de landverhuizing ongestoord haar gang te
laten gaan; reeds zijn er te velen vertrokken. Wel zal de regeering
de landverhuizing niet rechtstreeks verbieden, maar ongetwijfeld zal
zij die trachten te beperken en te voorkomen, door zooveel mogelijk de
oorzaken weg te nemen, die de lieden bewegen elders hun levensonderhoud
te gaan zoeken. Het laat zich dus niet aanzien, dat in het vervolg
vele millioenen Duitschers naar Amerika zullen verhuizen.
Dit voor zoo veel het volk betreft. En nu het land. Mogen wij de
opgaven en de verslagen van generaal Hazen gelooven, dan is de voorraad
van land evenmin onuitputtelijk als de toevoer van kolonisten. Vele
illusien daaromtrent zijn bij nauwkeuriger onderzoek geweken. Toen
Louisiana van Frankrijk werd aangekocht, achtte men dit grondgebied
schier grenzenloos; niemand wist hoe ver het zich naar het westen
uitstrekte, ter nauwernood waar de noordelijke grens te vinden
was. Toch is nu reeds iedere bunder van dat grondgebied bezet,
en voor zoover de arme en moerassige bodem toelaat, ook in cultuur
gebracht. Hetzelfde was het geval toen Illinois, Jowa, Nebraska,
Kansas ingelijfd werden. Die streken, meende men, boden overvloedig
ruimte aan voor een onnoemelijk getal menschen, elk minstens voor
dertig millioen, met eene boerderij voor ieder gezin. In deze vier
staten is ook al het land reeds ingenomen: althans al het land, dat de
moeite der inbezitneming loont. Het grootste gedeelte van Kansas en
Nebraska, en wijde, onafzienbare streken in Dakota en Colorado, zijn
voor nederzetting en kolonisatie geheel ongeschikt. Idaho, Montana,
Wijoming en Utah zijn bergplateaux, voor het grootste gedeelte hoog
en dor, over het geheel genomen slechts geschikt voor veeteelt op zeer
groote schaal, zoo als alleen voor kapitalisten mogelijk is. Langs den
oever van den Stillen-oceaan, van Washington tot Opper-Californie,
is geen "wild land" meer over, en nog maar een klein deel werkelijk
bruikbaar domaniaal land. Volgens Hazen geldt ditzelfde ook van Texas,
Nieuw-Mexiko en Arizona. In de nabijheid van den Mississippi is de
grond vochtig genoeg: maar naarmate men den Stillen-oceaan nadert,
wordt de bodem hooger en dorder. Water en ho
|