n achter de boot roepen.
"Bijlo, jij zult me daar ook veel zien, ja! ge staat me daar achter
die boot te koekeloeren, als een bakker in den oven of de maan niet
rijst!" zeide de oude matroos eenigszins ontevreden.
"Welja," antwoordde de knaap, dien we, "Jonge Kees" hoorden noemen,
"wel ja, mij dacht: Huib schaft ook liever dan naar de Koningsmoorders
[1] uit te zien, en mij laat hij gerust in den regen staan! Heeft de
kost je wel gesmaakt, ja ofte neen.
Want als de kost u niet en smaeckt,
Dan ben je in 't Sieckenhuys gheraeckt."--
"Kapitein Joost Verschuyr van de Zuyerhuys laat zijn manschap geen
gebrek lijden, bengel, dat weet je wel. Jij moest maar eens eene
maand lang je voeten zetten op het dek van de Blinkert dan zou je
wel minder zanglustig zijn en minder praats hebben!"-- [2]
"Heusch, ouwentje, de gort was aangebrand, anders zou je zoo brommig
niet zijn en mijne liedekens verwenschen!"--
"Mijne liedekens!--Als Starter en Brederoo nog leefden zonden ze je
wel wat anders zeggen! Van mijn part, zing zoo veel je wilt, al was
het van den noen tot middernacht!"--
"En 't spek was niet gaar of net smaakte naar het vat!" sarde Jonge
Kees.
"Kwajongen, die je bent! Als je nu niet op en houdt met over onzen
scheepskost te kallen en te schreeuwen, dan smijt ik je over boord,
dan kan je de roorokken opzoeken!"-- [3]
"Dankje hartelijk, Huib, dankje! Als je smijten wil, smijt dan je
kwaad humeur over boord, ga op wacht en in den regen staan, en laat
mij aan den bak gaan, anders eten mijne maats alles op!"--
"Nou, ga maar, dan ben ik je kwijt! Ik kan je missen als ... als ...
"Als aangebrande gort met rauw spek! Ha, ha, ha!" riep Jonge Kees en
spoedde zich tusschendeks om zich daar aan den bak wat te verwarmen
met het gewone scheepskostje: gort met spek.
Weldra was hij echter weer boven en bij den ouden zeerob, dien hij,
niettegenstaande zijne onvriendelijke uitvallen, toch gaarne lijden
mocht.
"Bar weer, he?" zeide Jonge Kees om een gesprek aan te knoopen.
"Ja!" was het antwoord; maar de oude keerde zich om en zag in zee.
De jongen was een weinig uit het veld geslagen en wist niet, wat hij
nu zeggen moest. Ten slotte bedacht hij wat. "Ligt de Brederode nog
te Vlissingen, Huib? "Of is ze al uitgezeild?"--
"Weet ik het?" bromde Huib. "Van mijn part blijft hij voor goed
aan wal!"--
"Voor goed aan wal? Wel, dan zou het er mooi voor ons uitzien! Dan
konden de Vereenigde Provincien oo
|