or van den dorpsnotaris hoorden de
angstig-benauwde en ontroerde broeders en Cordula het testament
voorlezen, dat aan iederen staak zijn recht liet wedervaren en enkel
voor begrafenis, voor een aantal missen en jaarlijksche diensten,
alsmede voor een donatie ten gunste van de meid en van het klooster
der non die Tante verpleegd had, eene bepaalde, door de erfgenamen
nog al hoog gevonden som afzonderde. Al het overige mocht in vijf
verdeeld en, na afrekening der onkosten, zou er voor ieder nog wel
tusschen de twaalf en dertien duizend frank overblijven.
Cordula voelde zich gestild, verzoend, gerustgesteld, te meer daar nu
van zelf aan het verblijf van Leontine wel een eind zou komen. Er was
reeds naar haar vader getelegrafeerd om de begrafenis bij te wonen en
Leontientje's erfdeel in ontvangst te nemen. Ook Belzemien en Coben
schenen eensklaps gekalmeerd, door de eene emotie van de andere
bevrijd; en alleen Standje verkeerde nog aldoor in een gejaagden,
opgewonden toestand. Het leek wel of er plotseling een ommekeer had
plaats gehad in het gemoed van Standje. Hij lachte noch schertste
meer; hij liep ernstig en bekommerd en toch doelloos met gebogen
hoofd en saamgefronste wenkbrauwen heen en weer, als in diepe,
ingewikkelde gepeinzen. Eindelijk scheen hij een moedig, vast besluit
te nemen; en 's avonds, voor de begrafenis en de komst van
Leontientje's vader, verzocht hij 't meisje om een wandelingetje in
de maan over den stillen boomgaard, en vroeg het haar ineens,
ontembaar, met angstig-draaiende oogen en van knellende ontroering
hikkende stem:
--Leontientsje... Leontientsje... 'k vind ou zeu scheune... 'k ben
zot van ou... wilt-e mee mij treiwen?"
Leontientje, denkend dat hij, zooals altijd, schertsen wilde,
barstte in een klinkenden schaterlach uit.
--O, nonkel, nonkel! nonkel!" gichelde zij.--Maar zij zag in 't
bleeke manelicht den verwilderden glans van zijn oogen en hoorde
zijn hikkend, sissend ademhalen; en plots werd zij ernstig en bijna
bang.
--Moar nonkel toch! nonkel toch!" hernam zij, zachter.
--'k Ben zot van ou! 'k zoe mijn leven veur ou loaten! Als ge wilt,
't wordt hier loater amoal 't oue!" herhaalde hij smorend,
opgewonden.--Zeg, Leontientsje, wilt-e? wilt-e?--En hartstochtelijk
greep hij haar hand.
Huiverend wrong ze die langzaam los, trad een paar schreden
achteruit:
--Ha moar, nonkel toch, wa peist-e! 'k 'n ben moar 'n kind, en
gij..."
--Joa joa, 'k weet 't wel, en ik ben oud!"
|