een eind aan te maken. Op een middag schoot ze haar
zwarten kapmantel aan en, zonder iemand van de anderen met zich mee
te willen, trok zij, vastberaden naar het dorp, om zelve nog eens
te hooren, en, zoo mogelijk, te zien, hoe het nu eigenlijk met Tante
gesteld was.
Leontientje bleef dien middag ook liefst thuis. Het weer was mooi
en warm, bijna te warm voor 't jaargetijde; en, na Cordula's
vertrek, had ze zich in het bloeiende gras, onder de schaduw van een
verrukkelijk-bloeienden appelboom, dicht bij den oever van het
Zonneputje neergevleid. Standje zat naast haar, op de malsche groene
zoden, grapjes te vertellen. Belzemien draaide glimlachend, met
fijngeknepen oogjes om haar heen en Coben was bezig met zich uit een
lange, dunne wilgentwijg een nieuwe zweep te snijden.
--Oh, comme il fait lourd et chaud, aujourd'hui," zuchtte
Leontientje.
--Owie, owie, tre chaud, nous aurons peut-etre de l'orage," beaamden
Belzemien en Standje.
De tintelende zonnestralen priemden door de bloeiende kruinen in het
Zonneputje en deden er 't zacht-vliedend, helder water, in de open
ruimte tusschen de glinsterende, dicht-ineen gegroeide deken van
witte sterrebloempjes-met-oranjehartjes, levend wemelen en
sprenkelen. Kleine, ronde, gitzwart-glimmende beestjes schoten er
bliksemsnel, in allerlei grillige wendingen en kronkelingen over de
oppervlakte heen en weer; en 't was of ieder in zijn dolle
wentelingen op zijn fonkelend, bol ruggetje een
flikker-zonnestraaltje medevoerde, die nog steeds en eindeloos, als
zooveel ijle gouden draadjes door elkaar geweven, er een trillend
vuurnet over 't frissche water spanden. Het lokte
almachtig-verleidend, als een zacht en stil lavend fonteintje, en
eensklaps richtte Leontientje zich half overeind en riep uit:
--O wa he 'k toch goeste om doar in te goan: Nonkel Constant,
wilt e mij liere zwemmen!"
--Wa zegt-e doar!" riep Standje verbaasd.
--O! in 't woater goan, mee die woarmte! Keunt-e gij zwemmen, nonkel
Constant, en wilt-e 't mij lieren?"
Standje kon wel wat zwemmen en had ook dikwijls in zijn jeugd met de
jongens uit de buurt in het Zonneputje geploeterd, maar dat was al
zoo lang geleden en sinds geen vijf en twintig jaar had hij zelfs
aan baden meer gedacht. Hij had dan ook de woorden op de lippen om
Leontientje's voorstel als toch al te gek van de hand te wijzen;
doch plotseling ontstond in hem, met een besef van veiligheid door
Cordula's tijdelijk afwezig-zijn, de sterk-verl
|