schrijvers voor
eigen vermogens bewijst--maar in _'t verzwijgen_, daar zit 'm het
ergerlijke in. Niet voor niets hebben we de Fransche boeren van Zola en
de Balzac, de Hollandsche van Querido leeren kennen, en zouden deze
eveneens katholieke Italianen zoo heel anders zijn?... Geloove wie 't
kan, ik niet! Maar al hadden we ook niets van Zola'sche of andere boeren
gehoord, [p.37] dan nog zouden wij voelen, dat hier levenszijden
verzwegen of verdoezeld zijn. En indien dit _niet_ voortkomt uit zekere
zielsarmoede bij de schrijvers, een verfijningsontaarding, waardoor voor
hen die levensuitingen ondoorvoelbaar zijn geworden, een zelfde
zielsarmoede als die telkens nieuwe prikkels noodzakelijk voor hen
maakt, om tot scheppen te komen, dan is het--en vindt men dit een
"insinuatie," dan bedenke men dat ik de plicht heb te zeggen wat ik denk
en ik bovendien hier niets tegen een jong schrijvertje "insinueer," maar
tegen machtige auteurs, die een stootje kunnen velen!--dan is het: _wijl
zij fournisseurs de la cour zijn!_
[LOUIS COUPERUS: ANTIEK TOERISME.]
En ja, Couperus nu, over wiens "ezelebeest" ge mij zooeven hoordet
praten.... Diens _Antiek Toerisme_ verplaatst ons zoowel naar vreemde
landen als naar het verleden. En het is trots al de blinkende larifari,
een brok armoeigheid geworden, welks aanblik je, van den weeromstuit, je
rug laat schurken op z'n bedelaarste bedelaars, tegen 'n boomstam aan.
Een schatrijk Romeinsch patricier gaat met zijn van hem afhankelijken
oom op reis, om te beproeven zich af te leiden van zijn liefdesrazernij
--eerste rangs tooneelmalligheid!--voor eene hem ontrouw geworden en met
een matroos ervan doorgegane slavin. Terwijl hij op reis is en
inmiddels, gelukkig, liefde opvat voor een andere slavin, wordt hij
straatarm, doordat Tiberius al zijn goederen verbeurd verklaart.
Goddank! hij blijkt te groot van ziel om zich daar veel van aan te
trekken en gaat zich, vergezeld van zijn nieuwe geliefde, als
beeldhouwer vestigen te Kos, haar geboorteland.--Kijk, als ge nu een
boek ziet als een gastvrij huis, waar een even hoffelijk als geestrijk
gastheer u doet nederzitten aan zijn haard en het beste van zijn
geestelijk en stoffelijk bezit niet spaart, om u, zijn gast, te
gerieven, zoodat ge uw eigen wijs van leven een gelukkige pooze vergeet
en, door hem bekoord, geheel onbemerkt de zijne aanvaardt; als ge in een
voor u opengaand boek zulk een huis denkt te vinden--en welke gedachte
zou, zoo kort na he
|