erwerp
behoefden, maar ook met hen wien de ruimtelijke tusschen dat en hun
lezers verkieslijk scheen. En hierbij denk ik in de allereerste plaats
aan den roman _De Vreemde Heerschers, Een Verhaal van de Italiaansche
Meren_, door C. en M. Scharten-Antink, _fournisseurs de la cour_. Dezen
laatsten titel zult ge weliswaar door de prijzenswaardige nederigheid
der gelukkige bezitters niet op eenigen plek in het boek vermeld vinden,
maar, laat mij u zeggen, dat hij niettemin een zeer werkelijk bestaande
waardigheid representeert. De heer en mevrouw Scharten zijn het--gij
zult mij veroorloven steeds van den heer en mevrouw Scharten als eenheid
te spreken en niet die critici na te volgen, die voortdurend in dit
geval den zonderlingen waan schijnen te koesteren, dat wat de Heer
vereend heeft, de recensent mag scheiden!--het echtpaar Scharten is het,
niet voornamelijk wijl het _de_ erkende romanleverancier van _De Gids_
is, ook niet wijl het de onschuldige liefhebberij van meerdere zeer
voorname winkeliers heeft, een overvloed van kaartjes-met-uitheemsche-
woorden over hun etalagewaren te strooien en evenmin, wijl het 't eene
seizoen in _Soieries Francaises_, 'n ander in _Inverniciatura Italiana_
handelt en vermoedelijk 'n derde jaar in _High-life tailor-made
Dressing-gowns,_ maar nooit ofte nimmer in ordinaire hollandsche
katoentjes zal "doen"--neen, de heer en mevrouw Scharten zijn 't vooral,
omdat zij er feilloos in slagen, alles waarin zij negotie drijven,
absoluut _hoffaehig_ te maken, van de boerengeslachten van Cavarna af,
tot het lustige weeuwtje, "het Mayertje" toe, en dat wel op zoo'n
savante en kunstige manier, dat, als je goed proeft, de boeren zoowel
als het Mayertje, trots de ingewikkeld desinfecteerende bewerking die
zij hebben ondergaan, toch nog, respektievelijk, naar boeren en naar een
cocotte smaken![4] Maar ge weet zoo min wellicht [p.31] wie de Cavarner
landlieden als het lustige weeuwtje zijn. Laat mij dus even een en ander
ordelijk vertellen. Onder de oppervlakte van dit boek-land laaien twee
machtige vuurstroomen--die ik in mijn gewone doen dramatische konflikten
zou noemen, maar mijn geest is op het oogenblik zoo in de Italiaansche
sfeer gevangen, dat ik van niets anders dan van Etna's en Vesuviussen
droom!--Van dit onderaardsche vuur leeft het geheele Schartensche land
met al zijn wezens, maar het kent er ook de lava-erupties en aschregens
[p.32] door, die het met een grauwe wade van leed en rampen bedekke
|