nd gemaakt, dat zij des anderen daags 's morgens, te zes uren,
naar het speldenwerkhuis zou gaan.
Het meisje zou zich zonder het minste verdriet onderworpen hebben,
want zij wist niet, wat haar in dezen nieuwen toestand wachtte; maar
de vader deed haar de ergste zijde van haar lot begrijpen, toen hij
haar zeide:
"En dan, Godelieve, is het voor altijd gedaan met leeren lezen. Gij
kent daarvan al veel te veel voor een arm werkmanskind. Poog het
liever te vergeten, want anders zou het u gedachten kunnen geven, die
u later op den doolweg zouden brengen. Geene boeken meer in huis; denk
aan werken alleen."
Godelieve ging zwijgend het huis uit en bleef bij de deur met gebogen
hoofd staan. Lang overwoog zij. Zij zou niet meer mogen leeren! Dit
gepeins rukte tranen uit hare oogen, en zij ging langzaam en als
dwalend naar de woning van bazin Damhout.
Zij verscheen in de kamer met het voorschoot voor de oogen. Adriaan
Damhout was reeds terug naar zijne fabriek; maar dewijl het Donderdag
en schoolverlof was, zat Bavo nog nevens zijne moeder bij de tafel.
De jongen sprong met eenen gil van zijnen stoel op, greep het meisje
de hand en vroeg:
"Lieveken, gij krijscht? Wie heeft er u kwaad gedaan?"
Maar Lieveken begon luide te snikken en scheen ontroostbaar.
"Nu, Godelieve, spreek, wat is u geschied? Het zal niet erg zijn,"
zeide moeder Damhout.
"Ach, ik mag niet meer leeren lezen!" zuchtte het kind.
"Hoe? Waarom? Het kan niet zijn!" morde Bavo met eene uitdrukking van
ongeloof en tevens van opstand.
"Neen, ik mag niet meer leeren lezen, nooit meer. O, Bavo, ik kan
reeds bijna lezen, en nu moet ik geweld doen om het weder te
vergeten!"
"Wie, wie zegt dit?" kreet de jongen.
"Mijn vader heeft het gezegd, en er is niets aan te doen," antwoordde
het droeve Lieveken.
"Uw vader!" herhaalde Bavo met schrik.
"Ja, en morgen van te zes uren moet ik naar het kantwerkhuis, en ik
mag nooit een boek meer in de hand nemen, dat vader het zie. Och God,
wat ben ik ongelukkig!"
Luider nog begon zij te krijschen; de tranen biggelden van tusschen
hare vingeren.--Bavo, door medelijden ontroerd, liet het hoofd op de
tafel vallen en begon insgelijks te weenen.
Gedurende eenigen tijd deed vrouw Damhout pogingen om de kinderen te
troosten; maar zij gelukte er niet in. Om hun eenigen moed te geven,
beloofde zij eindelijk, dat zij moeder Wildenslag zou gaan spreken, en
zij drukte de hoop uit, dat zij misschien het pijnlijk v
|