ieve Bavo!"
M. Raemdonck wenkte Damhout met den vinger tot zich.
Terwijl Bavo en zijne moeder te midden der straat tusschen een hoop
nieuwsgierige lieden bleven staan, ging Adriaan met ontdekten hoofde
tot zijnen meester. Deze drukte hem minzaam de hand en zeide hem:
"Ik wensch u geluk, Damhout. Zet uwe klak weder op, ik bid u. Dat gij
een goed en vlijtig werkman zijt, dit wist ik sedert vele jaren; maar
dat gij, als een verlicht en verstandig vader, uwen zoon hebt laten
leeren, totdat hij al de klassen van het lager onderwijs had
doorloopen, dit is iets, dat u in mijne oogen grootelijks vereert."
"Ach, het is mijne vrouw, mijnheer," antwoordde de ontroerde werkman.
"Uwe vrouw?"
"Ja, mijnheer, daarvoor moet ik God dankbaar zijn, dat Hij mij de
braafste en verstandigste vrouw heeft gegeven, die er op de wereld te
vinden is."
"Het zij zoo, mijn vriend, gij hebt er evenwel voor moeten werken. Ik
heb aan den burgemeester beloofd, dat ik, indien het mogelijk is, iets
zal doen om u te beloonen. Zeg mij eens, wat stelt gij u voor van uwen
zoon te maken?"
"Hij is op de fabriek van M. Verbeeck."
"Wat doet hij daar?"
"Hij zal de naaste week aan den eersten _duivel_ staan, mijnheer."
"Ja, dit is niet slecht: hij zal mettertijd meesterknecht kunnen
worden. Wilt gij mij een vermaak doen, Damhout? Zend mij uwen zoon; ik
wil hem ook eenen prijs, een geschenk geven. Ga naar huis met uwen
zoon, en zoohaast hij zijn boek en zijne kroon heeft nedergelegd en
wat heeft uitgerust, doe hem dan ten mijnent komen; ik zal hem
verwachten."
Damhout keerde terug tot zijne vrouw en vertelde haar met blijde
verbaasdheid, wat zijn meester hem had gezegd. Hij had hem de hand zoo
vriendelijk gedrukt en zulke minzame woorden tot hem gesproken!
Door iedereen nagekeken, geroemd en geprezen, kwamen de Damhouts
eindelijk in hunne kleine stege. Voor het huisje, waar de Wildenslags
hadden gewoond, scheen Bavo te willen blijven staan, en hij hief
zelfs door eene onvrijwillige beweging zijn boek en zijne kroon op,
als toonde hij deze voorwerpen aan een onzichtbaar wezen; maar een
zucht ontsnapte hem, en hij volgde zijne ouders tot binnen hunne
woning.
Hier herhaalden zij nog eens de blijde omhelzing, en dan haastte Bavo
zich ter stege uit, om naar M. Raemdonck te gaan en daar een nieuw
geschenk te ontvangen. Wat zou het zijn, dat zijns vaders meester hem
wilde geven? Misschien insgelijks een schoon boek, misschien iets
anders?
|