jn
meester-klerk te zijn?"
"O, mijnheer!" zuchtte Bavo, "ware ik niet bekwaam, ik wierd het uit
dankbaarheid voor uwe uiterste goedheid!"
"Het is, mijn vriend, dat daar eene jaarwedde van drieduizend
vijfhonderd franken aan vast is; ja, vier duizend franken, met zekere
bijzaken. Dit is tamelijk veel voor een jongeling van tweeentwintig
jaar. Zal deze aanzienlijke vermeerdering u niet schadelijk zijn? Gij
zijt in de gevaarlijkste jaren...."
"Beproef mij, ik bid u, mijnheer, al ware het gedurende een gansch
jaar!" zeide Bavo smeekend "Wat gij mij aanbiedt, is het geluk, dat ik
voor mijne ouders heb gedroomd. Oh, indien ik mij uwer grootmoedigheid
ooit onwaardig toon, jaag mij weg, veracht mij; maar neen, neen, ik
zal mijnen wil en mijne pogingen overspannen, en, is het mogelijk, u
bewijzen, dat uwe weldaad mijne krachten heeft verdubbeld."
"Ik geloof u, mijn vriend; de liefde tot uwe ouders zal uw
engelbewaarder zijn. Wees dus meester-klerk, en dat het schoone doel
uws levens zij bereikt. Gij kunt iemand van het klein bureel nemen om
de brieven af te schrijven, totdat wij eenen anderen klerk vinden om
uwe plaats in te nemen."
M. Raemdonck stond op, naderde tot den jongeling en drukte hem de
hand.
"Proficiat, meester-klerk," zeide hij. "Ga nu in de fabriek; want gij
brandt ongetwijfeld van ongeduld om uwen vader het goede nieuws te
dragen?"
Bavo ging niet heen; hij bleef in gedachten voor zijnen meester staan.
"Welnu, hebt gij mij nog iets te zeggen?" vroeg deze.
"Mijnheer, ik wilde u een verzoek doen."
"Spreek, mijn vriend."
"Het is zonderling genoeg, mijnheer, maar gij zijt zoo goed voor mij.
Ik zou wenschen, dat gedurende eenige maanden niemand iets van mijne
nieuwe benoeming wist; mijne ouders insgelijks niet. Dat men ten
minste vooronderstelde, dat mijne jaarwedde voorloopig nog niet is
verhoogd."
"Welke vreemde gedachte is dit!" kreet M. Raemdonck verwonderd.
"Waarom toch die geheimhouding?"
"Het is, mijnheer, dat ik mijnen ouders eene blijde verrassing wil
aandoen, en daartoe zou ik eenigen tijd moeten kunnen sparen, zonder
dat zij het weten."
"Welke verrassing?"
"Ik weet het nog niet, mijnheer; een geschenk, iets dat hen in eens
gelukkig zou maken. Ik zal het u zeggen en uwen goeden raad vragen,
zoohaast ik daarover een besluit heb genomen.... En indien ik
gedwongen was u een voorschot op mijne jaarwedde af te smeeken?"
"Ho, voor zulk liefderijk doel moogt gij mij niet sparen.
|