m, troost u; ik zal mijne ouders
over u spreken; wij zullen u helpen; de ellende ten minste zal u niet
meer bezoeken."
"Wees gezegend, mijnheer," murmelde de vrouw nog snikkend, "uwe
eindelooze goedheid ontrukt mij nieuwe tranen. Ha, gij hebt het hart
uwer moeder ... een hart, mild en edel als het hart mijner Godelieve!"
Bavo deed eenen stap naar zijnen schrijflessenaar en nam er eenig geld
uit.
"Met de honderd franken, die daar liggen," zeide hij, "kunt gij den
prijs van het verloren pak betalen. Deze droeve zaak mag u dus niet
meer bekommeren. Hier hebt gij nog honderd franken meer, om in uwe
eerste behoefte te voorzien, ik zal met mijne moeder de middelen
overwegen om u een min bitter lot te verzekeren. Indien wij uwe
Godelieve eene plaats van leermeesteresse te Gent konden bezorgen?
Voor uwen zoon heb ik voordeelig werk. Vermits hij een gevoelig gemoed
heeft, zal ik hem in den goeden weg terugbrengen.--Daar, neem het
geld, vrouw; gij hebt mij heden verlost van eene lange treurnis, van
eene diepe smart, die mij sedert jaren aan het harte knaagt. Ja,
vrouw, het is zoo. De gedachte, dat het goede, zoete Lieveken, de
vriendin mijner kindsheid, de gedienstige engel, die bij het ziekbed
mijns vaders heeft gewaakt, in de wereld was verloren geloopen, deze
gedachte was mij pijnlijk, en mijn medelijden werd allengs eene
onverwinlijke smart. Nu ben ik daarover gerust, nu ben ik gelukkig te
weten, dat zij ten minste hare zedelijke natuur, hare schoone inborst
en de edelheid harer beminnende ziel ongeschonden heeft behouden."
Bazin Wildenslag had het geld van de tafel genomen. Zij vouwde de
handen te zamen voor den jongeling en zuchtte met de oogen vol tranen:
"O, mijnheer, uwe barmhartigheid, uwe goedheid maakt mij stom; ik weet
niet, hoe u mijne erkentenis uit te drukken. Morgen vroeg, voor ons
vertrek, zullen wij hier terugkomen. Godelieve zal op de knieen u
zegenen voor uwe milde weldaad...."
"Godelieve? Morgen?" kreet de jongeling verbaasd. "Waar is dan
Godelieve?"
"Ik durf u niet langer bedriegen, mijnheer; zij is in de
Sint-Baafskerk en bidt er voor het Heilige Graf...."
"En waarom kwam zij niet met u?"
"Het arme meisje is vervaard, mijnheer."
"Vervaard? Van mij?"
"Beschaamd, mijnheer; om onze reis naar Gent te kunnen betalen, hebben
wij de eenige kleederen, die nog waarde konden hebben, moeten
verkoopen. Godelieve schrikte van zich voor u te vertoonen...."
"En nochtans, ik zou haar willen zie
|