aal zijner woning
gebracht, en zeide nu, terwijl hij mij eenen zetel aanbood:
"Gelief u neder te zetten; ik wil een glas wijn met u drinken....
Weiger mij niet, ik bid u ... ik zal u voorstellen wat ik het beste in
mijnen kelder heb."
Hij trok aan een belkoord en zeide tot de meid, die aan de deur
verscheen:
"Breng een paar glazen en eenige beschuiten.... Ik ga zelf naar den
kelder, want zij zou den wijn, dien ik u wil doen proeven, niet
vinden."
Sedert ik in deze zaal was getreden, had een zeker voorwerp mijne
oogen tot zich getrokken. Tusschen eenige schilderijen hing eene
gekleurde print, die mij van verre gebrekkig en grof voorkwam als een
beeldeken, waarmede de kinderen gewoonlijk spelen. Evenwel, de
meesters dezer woning moesten er veel prijs aan hechten, want de
gouden lijst, die het omringde, was uiterst rijk en veel kostelijker
ongetwijfeld dan de lijsten, waarin de schilderijen waren vervat.
Een gevoel van nieuwsgierigheid deed mij opstaan. Ik naderde tot de
print en zag nu, beter dan te voren, dat zij niets anders kon zijn dan
het werk van een kind, dat met groote inspanning en moeite gepoogd had
de beelden van een jongetje en van een meisje te schetsen, die elkaar
bij de hand hielden en elk een open boek toonden. Onder de beelden
stonden deze twee namen in versierde letters te lezen:
BAVO EN LIEVEKEN.
"Dit beeld doet u glimlachen, niet waar?" zeide de bestierder, die nu
met de flesch wijn in de zaal trad.
"Glimlachen?" antwoordde ik zeer ernstig. "O, neen, mij schijnt het,
dat onder dit gebrekkig kinderwerk de geheimenissen van een gansch
leven liggen verborgen."
"Zoo is het inderdaad. Toen ik nog een kleine jongen was, heb ik
gepoogd de beeltenissen te schetsen van twee kinderen, tusschen wier
eenvoudige harten het onderwijs eene diepe en duurzame neiging had
doen ontstaan. Nu zijn ze verbonden door het huwelijk, en hunne
schoonste, hunne dierbaarste herinnering is nog dit gebrekkig
beeldeken."
"Welk schoon verhaal zou daarvan kunnen gemaakt worden!" riep ik,
terwijl ik een glas wijn aanvaardde. "De titel ware gevonden: _Bavo en
Lieveken_! Och, ik bid u, mijnheer, vertel mij uwe geschiedenis."
"Maar ik verlang niet, dat mijn leven worde openbaar gemaakt."
"Men kan het beschrijven met veranderingen, met vooronderstelde namen,
op zulke wijze, dat men de personen niet duidelijk herkenne."
Mijne gedachte scheen den bestierder te verschrikken; hij weerstond
zeer lang mijn aandrin
|