js is het eenige middel om de
arbeidende klassen uit de zedelijke verlaging op te heffen. Het
welbegrepen belang der meesters, het welbegrepen belang van gansch het
menschdom eischt, dat men het nuttigste en het talrijkste gedeelte der
maatschappij niet langer tot duisternis en onwetendheid veroordeeld
late. Maar het zijn deze beweegredenen niet alleen, die mij en mijne
vrouw aandrijven om, binnen het bereik onzer macht, de geleerdheid,
het plichtbesef en het gevoel van eigen waardigheid onder de
werklieden te verspreiden. Neen, mijnheer, wij betalen eene schuld,
eene heilige schuld aan het volksonderwijs! Wij zijn kinderen van
arme fabriekwerkers. Het onderwijs, dat wij mochten genieten, was de
eerste band tusschen onze harten; en terwijl ik, als kind, uit
medelijden of uit vriendschap degene leerde lezen, die nu de moeder
mijner kinderen is, ontstond in mij de kiem eener zuivere en duurzame
neiging. Mijne goede ouders hebben mij laten leeren ten koste van vele
en bittere opofferingen; het was mijn schoonste droom, eens hunne
liefde te kunnen beloonen door hunne oude dagen zoet en gelukkig te
maken. Dank zij het onderwijs, dat ik mocht genieten, heb ik daartoe
ruimschoots de middelen gevonden. Mijne vrouw is in hare jonkheid door
ongeluk en tegenspoed beproefd geworden. Ware zij onwetend geweest,
dan hadde zij zeker in de nederige, in de woeste wereld, waarin zij
gedwongen was te leven, de verhevenheid des harten en de klaarheid des
geestes verloren; maar het onderwijs heeft ze voor verlaging behoed en
ze mij wedergeschonken, zuiver, edel en verkleefd als een engel van
goedheid en van liefde. Het onderwijs, het volksonderwijs heeft ons
dienvolgens gemaakt wat wij zijn: en indien wij God uit den grond des
gemoeds zegenen en danken voor al het geluk, waarmede Hij ons heeft
beladen, dan moeten wij erkennen, dat de Heer in ons het onderwijs tot
middel zijner weldaden heeft gebezigd. Het verwondere u dus niet
langer, dat wij ons toewijden aan het onderwijs der arme
fabriekskinderen. Zooals ik u zeide, wij betalen eene schuld, eene
heilige schuld."
Ik had met eene soort van verstrooidheid op deze lange uitlegging
geluisterd. Mij vlotte de gedachte in het hoofd, dat het leven van
den bestierder dezer fabriek misschien de stof bevatte tot het
schrijven van een schoon verhaal; en ik was reeds in mijne verbeelding
bezig met het te schikken en te ontwerpen. Maar vooraleer mijn
leidsman ophield van spreken, had hij mij in eene z
|