n.
Bavo bracht hen eerst in een paar kamers, die wel fraai geschikt
waren, doch niet veel bijzonders aanboden. In de keuken bewonderde
vrouw Damhout de schoone, versierde kookstoof en de glinsterende
ketels, pannen en potten, die langs de wanden prijkten.
In den kelder lag eene ton bier op hare stelling; een gemetste bak
bevatte een zeker getal flesschen wijn, en er stond zelfs een groote
oplegpot, die ongetwijfeld eenen voorraad boter bevatte.
Dit deed de Damhouts zeggen, dat M. Raemdonck niets had vergeten, en
zijn neef alles in gereedheid zou vinden, als hadde hij zelf het huis
sedert lang bewoond.
[Illustratie: Ziehier eene amandelbeschuit.]
Op den zolder hingen, op de gespannen droogkoorden, eenige vischnetten
van verschillenden vorm uitgespreid, alle nieuw en met veel zorg
gemaakt. Vader Damhout was daar kenner van. Ook nam hij ze in de
hand, beproefde de sterkte van het garen en mompelde in zich zelven:
"Gelukkige lieden, ze hebben alles wat hun hart kan wenschen!"
"Nu naar de zaal, naar de schoonste kamer!" riep Bavo. "Daar zult gij
wat anders prachtige dingen zien; en wij gaan er op de gezondheid van
M. Raemdonck de flesch lekkeren wijn drinken, die hij ons heeft
geschonken."
Toen Bavo de zoogezegde zaal opende, ontvloog hun allen een kreet van
bewondering. Dat waren alle prachtige meubelen van glimmend
mahoniehout! Printen in gouden lijsten aan den wand, een zacht tapijt
met roode bloemen op den grond, een verguld uurwerk en getakte
kandelaars op de schouwplaat, stoelen met kussens, en twee zetels met
ruggen, die hunne armen uitstaken en schenen te zeggen: "Ik ben zoo
zacht, kom, rust wat op mij!"
Het was ook wel wat de meisjes eerst en daarna de ouders deden; maar
Bavo wenkte zijne moeder en toonde haar een klein tafeltje, waarvan
het deksel kon worden opgeheven. Daaronder, als in een koffertje, lag
allerlei glinsterend naai en borduurgerief, zoo rijk en schoon, dat
het de oogen der verbaasde vrouw en der verwonderde meisjes deed
schemeren.
"Nu het glas wijn op de gezondheid van ... van ... dit gaan wij zien!
Aan tafel, aan tafel!"
En hij opende eene kas, nam er eene flesch en roemers uit en schonk
den wijn. Ieder wilde zijn glas aangrijpen om ter eere van M.
Raemdonck te drinken; maar Bavo weerhield hen.
"Wacht een oogenblik," zeide hij, "er is ook iets om te eten! Ziehier
eene amandelbeschuit, die mijnheer Raemdonck niet heeft gegeven; en
het is ook op zijne gezondheid niet,
|