driaan Damhout. "Toen ik jonger was, woonden
mijne ouders op Ledeberg. Wij hadden een hoveken. Ik liet er eten en
drinken voor; den geheelen Zondag nanoen was ik aan het werk, en ik
had de schoonste aurikels en de schoonste violieren van geheel het
voorgeborcht."
Zij kwamen in den tuin; hij was niet zeer uitgestrekt; maar de paden
slingerden liefelijk, de zon scheen mild op een gedeelte des gronds,
en er was zulk een overvloed van bloemen, dat de meisjes de handen
boven het hoofd hieven en vooruitspringende riepen:
"Ho, wat is dit hier schoon en frisch! en welke zoete geuren!"
Meer rustig, in schijn ten minste, wandelde Bavo met zijne ouders door
de paden, toonde hun al de bloemen, plukte hun takjes van geurig kruid
en bracht hen zoo onder een looverhuisje, waar zij zich lachend
nederzetten, om het gezicht des tuins een oogenblik op hun gemak te
genieten.
Hier stond op de tafel een porseleinen pot met tabak, die er bij
nederhing, en daarnevens lagen vier of vijf lange Hollandsche pijpen.
"Zie," murmelde Adriaan verwonderd, "ik wist, dat M. Raemdonck soms
eene sigaar rookt; maar het is waar, zooals men zegt, vele heeren
rooken te huis op hun gemak eene pijp."
"Gij begrijpt niet, vader," bemerkte Bavo. "Mijnheer heeft de tabak en
de pijpen daar doen zetten, opdat gij volgens uwen lust hier zoudt
kunnen rooken."
"Onmogelijk, Bavo."
"Hij heeft het mij zelf gezegd, vader. Gij moet rooken om hem plezier
te doen."
"Welke goedheid toch! Dan zal ik het maar wagen; want de tabak ziet er
bijzonder goed uit. Een trek of drie: het is slechts om onzen
edelmoedigen meester te voldoen."
Hij ontstak zijne pijp, deed den rook in wolkjes tot onder het loover
van het prieel klimmen, en zeide dan glimlachend en blijde:
"Lekkere tabak! Wat zijn die rijke menschen toch gelukkig. Ziezoo, op
deze bank met het gezicht op dien schoonen hof en met mijne pijp in
den mond, zou ik mijn leven willen slijten."
"Gij bedriegt u, vader," wedersprak hem Bavo. "Er is nog iets, dat gij
zoudt doen."
"Ja, uit visschen gaan, niet waar? Dit doe ik uitnemend gaarne; het
zou mij dienen om mijn vermaak een beetje af te wisselen."
Onderwijl waren de beide meisjes nog altijd bij de bloemen; ze moesten
ze een voor een zien, ze vergelijken en over hunnen geur en over hunne
schoonheid oordeelen.
Vader Damhout legde zijne pijp neder; hij zou ze straks voortrooken;
maar nu moest men het ongeduld der moeder voldoen en het huis
bezichtige
|