ze beloonen in
hunnen ouden dag?"
"Ja, mijnheer, zoolang ik leef."
"Gij zijt nu op de fabriek van M. Verbeeck, en gij zult de naaste week
eerst aan den _duivel_ staan als helper. Het is een goed middel om tot
iets te geraken; maar dit gaat wel langzaam, mijn jongen. Met uwe
geleerdheid kan men misschien eenen korteren weg vinden."
"Ik zal meesterknecht worden, mijnheer!" antwoordde Bavo met
bedwongene kracht.
"En dan?" morde M. Raemdonck.
"Dan, mijnheer, dan zal mijn vader niet meer werken, en mijne moeder
ook niet."
"Gij zijt een brave jongen," sprak M. Raemdonck getroffen. "Wat wint
gij nu? Vier of vijf franken in de week, niet waar? Dit is niet
genoeg. Ik wil u helpen het edele doel bereiken, dat gij uw dankbaar
hart aanwijst, door u eene loopbaan te openen, waarin men, met uwe
geleerdheid en uwen goeden wil, veel spoediger kan vooruitgaan. Ik was
voornemens u een boek te geven; maar al de boeken mijner bibliotheek
zullen tot uwe beschikking staan. Een ander geschenk ga ik u doen.
Wilt gij klerk worden op mijn bureel?--Blijft gij bij uwe goede
gedachten en vlijtig, dan zal ik u voorthelpen met liefde, als waart
gij mijn eigen zoon."
"O, mijnheer, zooveel goedheid!" kreet Bavo, de handen dankend
opheffende. "Hoe blijde zal mijne moeder zijn!"
"Gij aanvaardt dus de plaats?"
"Ik kan schier niet spreken, mijnheer. Ach ja, ja, ik zal zoo mijn
best doen!"
"Maar gij vraagt niet wat gij zult winnen. Indien gij u nuttig maakt
en u vlijtig toont, zal ik uwe jaarwedde al spoedig verhoogen; het
hangt van u af.
Voor alsnu en om te beginnen, zult gij ... zult gij vierhonderd
franken trekken; het is ten minste tweemaal zooveel als uw
tegenwoordig loon."
Bavo borst in tranen los en scheen in zijne ontroering te stikken; hij
stamelde verwarde woorden, zegende zijnen weldoener en sprak van zijne
moeder en van zijnen vader, doch was te zeer ontsteld om een
verstaanbaar woord te uiten.
[Illustratie: Eenen Godspenning wil ik u geven.]
M. Raemdonck opende eene lade van zijnen schrijflessenaar, nam er
iets uit, naderde tot den duizeligen jongen en zeide hem:
"Kom morgen op het groot bureel; de oude meester-klerk is een braaf
man en een edelmoedig hart; hij zal u vriendelijk zijn en u
voorthelpen. Eenen Godspenning wil ik u geven; het zal mijn geschenk
zijn. Daar, neem dit, draag het uwen vader met de goede tijding, en
poog mijner bescherming waardig te blijven; dan zult gij uw eigen
geluk en het g
|