aarpot? Hare
vlijt, hare zucht om te beletten, dat haar man zich ooit over het
onderwijs zijner kinderen beklaagde, laat toe te vooronderstellen, dat
zij iets had bewaard tegen eenen onvoorzienen nood.
In het eerst ten minste ontbrak er niets in haar huishouden. Zij
verzocht zelfs dikwijls de arme Godelieve, die honger leed
ongetwijfeld, met hen het avondmaal te nemen; maar het meisje werd
telkens rood bij zulke aanbieding en weigerde, zichtbaar sidderend,
alsof het gepeins van in dit huis eene aalmoes te ontvangen haar met
schrik en schaamte sloeg.
Nog altijd dwaalden de werklieden in de straten van Gent verhongerd en
lijdend rond. Van kindsbeen af aan eene enkele soort van arbeid, aan
eene eenvormige en beperkte beweging gewend, waren zij onbekwaam om
tot eenig ander werk hunne toevlucht te nemen. De gedachte daarvan
kwam zelfs niet in hen op, en zij zouden veeleer zich met gansch hun
huisgezin van honger hebben laten sterven, dan in eenige andere
bezigheid ten minste eenen tijdelijken onderstand te zoeken.
Door den langen duur der werkstaking werd de nood insgelijks voelbaar
voor het huisgezin der Damhouts. Inderdaad, wat de vrouw door haren
drukken arbeid met naaien kon verdienen was niet toereikend, om de
huishuur te betalen en de voeding van vijf personen te bekostigen. In
de winkels begon men insgelijks moeilijkheden tot langer borgen op te
werpen.
Aangespoord door den ijver zijner vrouw, die, zooals hij zelf zeide,
zich de vingeren van de handen werkte, poogde Damhout in de stad werk
te vinden om iets te winnen. Het gelukte hem in de eerste week niet;
want schrik voor den oorlog had meer dan eene nijverheid verlamd, en
er liepen honderden menschen rond om werk en om brood.
Eindelijk toch, en hoezeer het hem, als spinner van ambacht,
tegenstak, nam hij aan met eenige anderen eene slijkige gracht en
eenen vijver uit te delven en te verdiepen.
Het bedroefde bazin Damhout uitermate, dat hij zulken arbeid had
aanvaard, en zij poogde hem te overtuigen, dat hij hem moest verlaten;
er zou wel een middel zijn om voort te sukkelen, totdat hij wat beters
hadde gevonden, maar de man, die wanhopig was over de werkeloosheid en
niet langer al den last van het huishouden op zijne vrouw wilde laten
drukken, weerstond haar en begon des anderen daags den voor hem zoo
ongewonen arbeid.
Gedurende de eerste week hield hij het vol; hij was wel treurig in
zijn hart en tot bezwijkens toe vermoeid in al zijne leden, maar
|