en. Hoe hadde die openbare zegepraal, in tegenwoordigheid des
burgemeesters en der andere heeren, zijne moeder en zijnen ziekelijken
vader gelukkig gemaakt! Nu zou hij slechts eenen prijs krijgen, eenen
kleinen prijs, want er lagen geene groote boeken meer op de tafel.
Nog treuriger werd Bavo, toen hij ook den laatsten prijs zag weggaan;
maar hij werd uit zijne droeve overweging opgewekt door de
verschijning van den hoofdonderwijzer, die op het tooneel vooruitkwam
om tot het publiek te spreken.
De redenaar was een man met grijze haren; er lag in zijn schoon en
indrukwekkend gelaat een toon van ernst en goedheid, van overtuiging
en liefde, die liet vermoeden, dat deze grijsaard het onderwijs der
kinderen beschouwde als eene soort van priesterschap.
Op stillen, doch diepgevoelden toon begon hij zijne aanspraak. Van
zijne eerste woorden af verwonderde hij elkeen, en boeide de aandacht
gansch bijzonderlijk; want hij verhaalde een vertelsel van werklieden,
eenen vader en eene moeder, die ten koste van vele opofferingen hunnen
zoon hadden laten leeren, en die zelfs te midden van nood, van ziekte
en ellende, liever honger hadden geleden dan hun kind van de school te
trekken. Hij prees deze ouders zeer hoog, noemde ze edele, waardige
menschen, en stelde ze ten voorbeeld van allen, die hem aanhoorden.
Dewijl hij geene namen noemde, meende men, dat hij een uitgevonden
verhaal voordroeg; maar de moed en de opoffering dezer ingebeelde
ouders rukten evenwel tranen van bewondering uit de oogen van alle
lieden.
Christina Damhout hield het hoofd gebogen en verborg hare ontroering.
Haar hart klopte fel, en zij was als beschaamd.
"God heeft die goede ouders beloond," ging de grijze redenaar voort,
"en in het feit dat ik u verhalen ga, zult gij het bewijs vinden, dat
het onderwijs, gepaard met de zedelijke opvoeding, het hart van den
mensch veredelt en hem, met het besef zijner plichten, ook den moed en
de kracht geeft om ze te vervullen. De zoon dier ouders was leerling
op deze school. Hij was de sterkste en meest geleerde in de hoogste
klasse, en wel zeker zou hij al de eerste prijzen hebben weggedragen.
Niemand twijfelde er aan, noch wij, zijne leermeesters, noch zijne
medeleerlingen, noch hij zelf. Hij snakte naar den dag der
prijsuitreiking, niet voor zich zelven, maar voor zijnen vader en
zijne moeder, die gelukkig zouden zijn door zijne schoone zegepraal.
Dan kwam de werkstaking der fabrieken; zijn vader werd doodelijk
|