middag kwam een onderwijzer der gemeenteschool in hun huis,
om hen allen in naam van den bestierder uit te noodigen tot de
prijsuitdeeling, die op den komenden Maandag was vastgesteld. Wel was
het waar, dat Bavo, omdat hij de school voor het einde der wedstrijden
had verlaten, geen recht kon hebben op de gewone prijzen, maar de
onderwijzers hadden besloten, dat zijne vlijt, zijne vorderingen en
bovenal zijn schoon gedrag eene openbare belooning verdienden. Bavo
zou dienvolgens eenen buitengewonen prijs krijgen. Hij zelf en zijne
ouders mochten niet nalaten de plechtigheid der prijsuitdeeling bij te
wonen. Zij zouden ongetwijfeld altezamen verheugd en fier naar huis
keeren.
VIII
De zaal, waar de prijsuitdeeling der gemeenteschool ging geschieden,
was opgevuld met volk, meest vaders en moeders van leerlingen, en dus
zeer geringe burgers of werklieden. Evenwel, vooraan bemerkte men ook
wel eenige deftige dames en heeren, die, door een edel gevoel
ingesproken, de prijsuitdeeling der kostelooze gemeenteschool door
hunne tegenwoordigheid kwamen verheffen en opluisteren.
Adriaan Damhout met zijne vrouw Christina zat op de vijfde of zesde
bank, te midden van het publiek; hun zoon Bavo bevond zich tusschen de
schoolkinderen op de plaats, hem door de onderwijzers aangeduid.
Alles was gereed en de klokken der kerken hadden reeds sedert eene
wijl het bepaalde uur verkondigd, toen eensklaps de deur der zaal met
eenig gerucht werd geopend. De burgemeester van Gent, vergezeld door
eenige schepenen en gemeenteraadsheeren, trad binnen en stapte tot bij
het tooneel, waar groote leunstoelen voor de overheden waren geschikt.
Met blijde verrassing in de stem murmelde Adriaan Damhout aan het oor
zijner vrouw:
"Hebt gij niet gezien, Christina, dat mijnheer Raemdonck met den
burgemeester is binnengekomen?"
"M. Raemdonck, de meester van uwe fabriek?"
"Ja, kijk, daar voor ons, op den tweeden zetel, naast den
burgemeester, aan zijne linkerzijde. Het is M. Raemdonck zelf."
"Het is te begrijpen, Adriaan, vermits mijnheer Raemdonck sedert een
jaar in den raad van de stad zit."
"Ja, en hij moet daar nog al veel bezigheden hebben; want nu bemoeit
hij zich zooveel niet meer met de fabriek; het is de oude
meester-klerk, die schier alles bestiert. Ha, ik weet niet, Christina,
maar het verblijdt mij grootelijks, dat M. Raemdonck hier tegenwoordig
is."
"En mij verheugt het insgelijks, Adriaan. Nu zal uw meester kunnen
zien
|