n trad in de kamer.
"Reeds terug? Zoo spoedig?" vroeg zij verwonderd. "Gij doet het toch
niet om mijnentwil, Adriaan? Het zou mij bedroeven."
"Neen, Christina," antwoordde hij, terwijl hij zich bij de tafel
nederzette. "Ik weet niet, ik kan in dat woeste leven geen vermaak
meer vinden. De vrienden zijn brave jongens, dit wil ik niet
ontkennen; maar die baldadige manieren en grove woorden stuiten mij
tegen de borst. Het is hier in huis tusschen u en mijne kinderen toch
beter. Denk eens, daar zijn ze nu in _de Blauwe Geit_ volop aan het
ruziemaken. Zeker, de rosse Leo zal dezen avond nog vechten tegen Kobe
den zandboer. Zij verwijten malkanderen zulke leelijke dingen, dat er
de haren van te berge zouden rijzen op uw hoofd. Ik heb groote spijt,
dat ik vandaag naar de _Blauwe Geit_ gegaan ben."
"Ik geloof het, Adriaan; maar gij kondt niet weten, dat men er zou
schelden en twisten."
"Daarom is het niet: ik ben droef in mijn hart."
"Hoe zoo? Is u iets geschied?"
"Wildenslag heeft mij vervaard gemaakt! hij maakt mij altijd
vervaard.... En misschien heeft hij gelijk; misschien doen wij niet
wel met onzen Bavo boven zijne ouders te willen verheffen."
"Alweder dit kwaad gepeins!"
"Kwaad gepeins, Christina? Wie kan het weten? Laat onze Bavo nu jaren
lang naar de gemeenteschool gaan en geleerd worden. Hij zal ons veel
meer geld kosten dan een ander kind, en darenboven nooit eenen cent in
het huishouden brengen; en als hij groot is en geld wint, zal hij het
in schoone kleederen steken en zich schamen over den armen
fabriekwerker, die zijn zweet heeft gegeven, om eenen mijnheer van hem
te maken."
"Ach, hoe kunt ge toch zoo spreken, met uwe oogen op uw onnoozel
kind?" zuchtte de moeder. "Bavo zou ondankbaar worden en zijne ouders
miskennen? Nooit, nooit, zijn hart is enkel liefde en dankbaarheid."
"Het is een goed kind, ik weet het," morde Damhout "Ze zijn altemaal
goed, Christina, zoolang ze klein zijn; maar zoohaast ze man worden,
gaan ze hunne eigene gangen en ze bekreunen zich om hunne ouders niet
meer. Ja, wanneer ze een beetje verhoogd zijn in de wereld, zien ze
wel dikwijls met kleinachting neder op degenen, die zich onvoorzichtig
voor hen hebben opgeofferd."
"Dit zal met onzen Bavo niet gebeuren, Damhout," antwoordde de vrouw,
haar verdriet bedwingende. "Zijn hart is zuiver, ik zal hem bewaken.
Gij vreest, dat ons kind later in de wereld een beter lot hebbe dan
wij? Maar geschiedde het aldus, zou uw va
|