eken met het hoofd.
"Zullen wij, zonder eenige hulp van onze kinderen, dien last wel
kunnen blijven dragen? Het schijnt mij onmogelijk."
"Ik zal een beetje meer werken, Adriaan."
"Altijd werken als slaven, zich geheel opofferen gedurende gansch zijn
leven!"
"Ha, dan gevoel ik eerst, dat ik moeder ben, wanneer ik weet, dat ik
mij opoffer voor het geluk mijner kinderen."
"Goed; maar indien het werk nu eens voor lang wierd gestaakt? Indien
een onzer ernstig ziek wierd, wat dan?"
"Dan, Adriaan, dan zouden wij het schikken volgens Gods beslissing.
Het onmogelijke kan men niet doen."
"En indien het noodig was, Bavo eenig geld te doen verdienen, zoudt
gij hem naar de fabriek laten gaan?"
"Waarom niet, indien de nood het eischte?"
"En wat zou dan de geleerdheid hem helpen?"
[Illustratie: Adriaan Damhout greep de lamp en lichtte zwijgend zijne
vrouw.]
"Wat zij hem zou helpen? Hoe kunt gij dit vragen, Adriaan? Hij zou ten
minste mensch zijn, een uitmuntend werkman worden, bekwaam tot alles
en, met een beetje geluk, zou hij wel zeker eens tot meesterknecht
worden aangesteld."
"Zie, Christina," zeide de man met zekere tevredenheid, "zoohaast gij
zegt, dat gij er niet tegen zijt, dat Bavo werkman worde, ben ik
gerust."
"Nooit, Adriaan, heb ik een ander inzicht gehad; maar is het zijn lot,
in de wereld vooruit te gaan, ik zal niet uit baatzucht zijn geluk
beletten."
Na een oogenblik stilte zeide zij met zoete minzaamheid:
"Nu, lieve man, laat ons over dit alles niet bekommerd zijn. Waarom
zouden wij door eene voorbarige vrees ons zelven verdriet aandoen,
zoolang het ons wel gaat en wij niets te kort hebben? Komt er
tegenspoed, dan zullen wij ons schikken volgens den nood. In alle
geval, wat er ook gebeure, indien onze kinderen kunnen lezen en
schrijven, zullen wij, alhoewel arme werklieden, hun toch een
kostelijk erfdeel nalaten. Zij, die u berispen, kunnen dit niet
zeggen. Leg de hand op uw hart, Adriaan, en gevoel, of het u niet
hoogmoedig en gelukkig maakt, te weten, dat gij voor God en voor de
menschen uwe vaderlijke plichten met liefde vervult. Wees vergenoegd,
en luister niet meer naar kwaden raad van onwetende lieden. Kom,
vriend, ik zal Bavo in mijne armen nemen. Wij gaan slapen."
En Adriaan Damhout greep de lamp en lichtte zwijgend zijne vrouw, die
achter hem met haar zoontje de trap beklom.
IV
Sedert Bavo de overtuiging had bekomen, dat hij Lieveken zou kunnen
leeren l
|