ken, als
begreep hij zijnen twijfel niet.
"Het is wel," zeide Damhout, "gij zijt wijs, Bavo. Blijf zoo, en
vergeet nimmer wat daar in uw boek geschreven staat, anders zal God u
straffen."
Er volgde eene wijl stilte; de vrouw bespiedde het gelaat van haren
man, die nu klaarblijkend in treurige gepeinzen was verzonken.
"Adriaan," murmelde zij, "wat is er toch, man lief? Gij schijnt zoo
denkend? Ik heb het gezien toen gij binnenkwaamt: er hangt u iets in
het hoofd. Hebt gij verdriet?"
"Ik heb wel geen verdriet, Christina," antwoordde hij, "maar er is
toch iets dat mij kwelt. De andere kameraden gaan al eens een pintje
te zamen drinken; zij lachen en kouten en vermaken zich een beetje na
den weeklangen arbeid. Ik zit hier altijd te huis, alsof ik buiten de
wereld was; en de vrienden drijven den spot met mij. Misschien is het
onverstandig, zoo zijn leven geheel op te offeren, zonder te weten,
wat er in het einde nog zal van komen."
Alhoewel deze woorden haar verrasten, haalde de vrouw een zilveren
geldstuk uit haren zak en reikte het met eenen minzamen glimlach haren
man toe.
"Damhout lief," sprak zij, "gij moet het voor mij niet laten; daar is
geld; hebt gij lust om een uur of eenige uren met de kameraden te
zijn, voldoe uwe goesting. Ga, ik zal zelve plezier in mijn hart
hebben, als ik weet, dat gij u vermaakt."
Maar de man, als beschaamd over zijn gemor, dreef zachtjes hare hand
terug.
"Neen, houd het geld," zeide hij,--mijn lust is over.... Nochtans,
Christina, dezen avond vieren de vrienden in de _Blauwe Geit_ het
_jubile_ van rossen Leo, omdat hij nu vijfentwintig jaren spinner is.
Wildenslag heeft mij aangemaand om er bij tegenwoordig te zijn; ik heb
hem beloofd, dat ik zou komen, indien het mogelijk was."
"Welnu, Damhout, het is mogelijk: gij moet uwe belofte houden."
"Ja, maar ik weet niet, mij dunkt, dat ik nog liever te huis zou
blijven met de kinderen."
"Neen, neen, Damhout; morgen is het Zondag; dan zijn wij van den
morgen tot den avond te zamen. Doe mij plezier en neem dit geldstuk;
ga naar de _Blauwe Geit_ en wees vroolijk met de vrienden. Ik zal
tevreden en welgemoed naar u wachten; maar blijf zoolang, zoolang gij
wilt. Ga, ga, ik bid u."
Zij moest hem nog gedurende eene wijl met vriendelijk geweld aanmanen
om op te staan. Dan vergezelde zij hem tot de deur en wenschte hem
eenen genoeglijken avond. Zij keerde tot de tafel terug en hernam haar
naaiwerk.
Eenige oogenblikken later
|