eestig. Zij stortte vele tranen. Haar lach
verstomde. De rozen op haar wangen verbleekten. Zij kwijnde
langzaam maar zeker weg. Geen middelen baatten, noch van
toovenaars, noch van geneesheeren. Nenehofra werd als hopeloos
opgegeven.
Oretes koos een crypt voor haar uit in de graven der koninginnen,
en riep de voornaamste beeldhouwers en schilders naar Memphis, om
de crypt zoo prachtig mogelijk te versieren.
--O gij, schoon als Hathor zelf, mijn koningin! zeide Oretes, zeg
mij, bid ik u, wat u deert, want ik zie u voor mijne oogen
wegsterven.
--Gij zoudt mij niet meer liefhebben, als ik het u zeide, luidde
haar antwoord.
--U niet liefhebben? Ik zal er u te liever om hebben. IK zweer het
bij het oog van Osiris. Spreek!
--Nu dan, zeide zij. In een spelonk bij Essouan woont een
anachoreet, de oudste en heiligste van allen. Zijn naam is Menopha.
Hij was mijn leermeester. Hij zal u zeggen wat gij verlangt te
weten, en u het middel aan de hand doen om mij te genezen. Ontbied
hem.
* * * * *
--Spreek, zeide Oretes tot Menopha in het paleis te Memphis. En
Menopha antwoordde: Machtige koning, als gij nog jong waart zou ik
niet antwoorden, omdat mijn leven mij nog lief is. Nu echter wil ik
u zeggen dat de koningin de straf voor eene misdaad draagt.
--Een misdaad! riep Oretes toornig.
--Ja, aan haarzelve begaan. Nenehofra groeide op onder mijne oogen
en maakte mij deelgenoot van al hare geheimen, onder anderen, dat
zij Barbec, den zoon van haar vaders tuinier, beminde. Met die
liefde in het hart kwam zij tot u, o koning. Aan die liefde sterft
zij.
--Waar is de zoon van dien tuinier?
--In Essouan.
De koning ging naar buiten en gaf twee bevelen. Tot een zijner
dienaren zei hij: Ga naar Essouan en breng mij een jongeling,
genaamd Barbec. Gij zult hem vinden in den tuin van den vader der
koningin.
En tot de anderen dienstknecht zeide hij: Verzamel eenige
werklieden en gereedschap en maak op het meer Chemnis een eiland,
dat, voorzien van een tempel, een paleis, een lusthof met
vruchtdragende boomen, een wijngaard, drijven kan waarheen de
winden waaien. Laat het gereed zijn tegen afnemende maand.
Tot de koningin zeide hij: Schep moed. Ik weet alles en heb om
Barbec gez
|