FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32  
33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   >>   >|  
j ook zijn eigen handen gewasschen had, zeide hij: Komt, mijne broeders, laat ons eten, opdat wij sterk mogen zijn voor het werk dat ons wacht. Tegelijkertijd kunnen wij elkander mededeelen wie wij zijn en vanwaar wij komen. Dus genoodigd zetten ook de anderen zich neder, bogen het hoofd, vouwden de handen op de borst en deden te zamen dit eenvoudig gebed: Vader van allen--God! wat ons is voorgezet is Uwe gave. Neem onzen dank en zegen ons, opdat wij mogen voortgaan met Uwen wil te doen. Bij die laatste woorden sloegen zij de oogen op, en zagen elkander verbaasd aan. Ieder had gesproken in eene aan de anderen onbekende taal; en toch begrepen zij volkomen wat gezegd was. Hunne ziel trilde van heilige aandoening--zij gevoelden Gods tegenwoordigheid. * * * * * DERDE HOOFDSTUK. CASPAR DE GRIEK. Volgens de toenmalige tijdrekening had het bovenvermelde plaats in de maand December van het Romeinsche jaar 747. De lange rit door de woestijn had onzen reizigers een goeden eetlust bezorgd, zij deden het hun voorgezette maal eer aan, onder het genot van een teug goeden wijn, daarna begon het gesprek. --Voor den reiziger in een vreemd land is niets zoo liefelijk, als zijn naam te hooren van de lippen eens vriends, zeide de Egyptenaar, die als gastheer den maaltijd geleid had. Voor ons liggen vele dagen van vriendschappelijk samenzijn. Daarom is het noodig dat wij elkander leeren kennen. Laat dus, zoo gij het goed vindt, hij, die het laatst hier kwam, beginnen met te spreken. Op bedaarden toon, als een die gewoon is zichzelf te beheerschen, begon de Griek. Wat ik te vertellen heb, broeders, is zoo vreemd, dat ik bijna niet weet waar ik beginnen zal, wat ik zeggen en wat ik zwijgen moet. Ik begrijp mijzelf nog niet. Wat ik echter weet is, dat ik den wil doe van Een, die machtig is, en dat ik mij daar onuitsprekelijk gelukkig in gevoel. De gedachte aan het mij opgedragen werk wekt eene zoo onbeschrijfelijke vreugde in mij, dat ik er niet aan twijfel, of het is God, die het mij opdroeg. Hier zweeg hij een oogenblik, door zijn gevoel overweldigd. Na zich wat hervat te hebben ging hij voort: Ver van hier, in het westen, ligt een land, dat nooit vergeten zal worden, al was het alleen omdat de wereld er zooveel aan te danken heeft. Ik zal zwijgen van de schoone kunsten, van philosophie, welsprekenheid, dichtkunst, en van zijne krijgsverrichtingen; want, mijne broeders, dit zal de roem
PREV.   NEXT  
|<   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32  
33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   >>   >|  



Top keywords:
elkander
 

broeders

 

gevoel

 

beginnen

 

zwijgen

 

vreemd

 
goeden
 

anderen

 

handen

 

vertellen


beheerschen

 

liggen

 

maaltijd

 

begrijp

 
mijzelf
 

gewasschen

 

zichzelf

 

zeggen

 

geleid

 

kennen


leeren
 

samenzijn

 

Daarom

 
noodig
 
laatst
 

bedaarden

 

vriendschappelijk

 

spreken

 

echter

 

gewoon


alleen

 

wereld

 

worden

 

vergeten

 

westen

 

zooveel

 

danken

 
krijgsverrichtingen
 

dichtkunst

 

welsprekenheid


schoone

 

kunsten

 
philosophie
 
gedachte
 

opgedragen

 

onbeschrijfelijke

 
gelukkig
 

onuitsprekelijk

 
machtig
 

gastheer