nadenkend
in het vuur, en zeide toen op beslisten toon: Er is slechts een plaats
in Bethlehem waar kribben zijn, slechts een, en dat is in de spelonk bij
de oude herberg. Broeders, laat ons gaan en zien wat er geschied is.
De priesters en schriftgeleerden verwachten den Messias reeds geruimen
tijd. Nu is hij geboren, en de Heer heeft ons een teeken gegeven,
waaraan wij hem kunnen kennen. Laat ons gaan en hem aanbidden.
--Maar de kudden....
--Daar zal de Heer voor zorgen. Laat ons zoo snel mogelijk gaan.
Toen maakten zij zich op en sloegen den weg naar Bethlehem in. De weg
voerde achter den berg om door de stad, totdat zij voor de deur der
herberg kwamen, waar een man de wacht hield.
--Wat is uw verlangen? vraagde deze.
--Wij hebben van nacht groote dingen gezien en gehoord, antwoordden zij.
--Nu, wij ook hebben groote dingen gezien, maar gehoord hebben wij
niets. Wat hebt gij gehoord?
--Breng ons eerst naar de spelonk achter de omtuining, opdat wij
zekerheid mogen verkrijgen, dan zullen wij u alles vertellen.
--Noodelooze moeite.
--Neen, de Christus is geboren.
--De Christus! Hoe weet gij dat?
Breng ons bij de spelonk, dan kunt gij het zelf zien.
De wachter lachte spotachtig.--De Christus, zegt gij? En hoe zult gij
weten dat hij het is?
--Ons is gezegd, dat hij in dezen nacht geboren is en nu in een kribbe
ligt, en er is slechts eene plaats in Bethlehem, waar kribben zijn.
--De spelonk?
--Ja, breng er ons, opdat wij het met onze oogen mogen zien.
Zij gingen over het voorplein, zonder dat iemand op hen lette, hoewel
sommigen het nog druk genoeg hadden over het wondervolle licht. De deur
van de spelonk stond open. Er brandde licht en zij traden zonder omslag
binnen.
--Vrede zij u! zeide de wachter tot Jozef. Hier zijn eenige lieden, die
een jonggeborene zoeken, in doeken gewonden en liggende in een krib.
Jozef ontroerde, en op de kribbe wijzende zeide hij: Daar is het kind.
De herders kwamen behoedzaam nader en beschouwden het slapende kindeke
met stille aandacht. Dat is de Christus, zeide een van hen ten laatste.
--De Christus! herhaalden allen, in aanbidding neerknielende.
--Het is de Heer, en zijn lof is boven aarde en hemel verheven, juichte
de eerste spreker.
De eenvoudige lieden, in wier hart geen plaats was voor twijfel, kusten
den zoom van Maria's gewaad, en gingen heen met vroolijke aangezichten.
In de herberg vertelden zij aan ieder, die het hooren wilde, wat hun
|