ggen:
heerscher. Hoe lang is hij weg geweest?
--Vijf jaar.
Zij hief het hoofd een weinig op en staarde naar buiten.
--Wat Messala zeide, moeder, was op zichzelf scherp genoeg; maar de
manier waarop hij het deed was soms overdragelijk.
Ik geloof dat ik u begrijp. Rome, haar dichters, redenaars senatoren,
hovelingen, zij zijn allen evenzeer verzot op satire.
--Ik geloof dat alle machtige volken trotsch zijn, zeide Juda, maar de
trots van dat volk lijkt nergens naar. Het is tegenwoordig zoo erg, dat
hunne goden ternauwernood aan hunnen spot ontkomen.
--De goden! zeide de moeder levendig, meer dan een Romein heeft
goddelijke eerbewijzen als zijn recht geeischt.
--Zie, moeder, Messala is altijd min of meer behept geweest met die
onaangename eigenschap. Toen hij nog een kind was heb ik hem meermalen
vreemdelingen zien bespotten, die toch door Herodes met eerbewijzen
worden ontvangen; maar mij liet hij altijd ongemoeid. Vandaag heeft hij
voor het eerst op gekscherenden toon gesproken over onze gebruiken en
onzen God. Ik heb voorgoed met hem gebroken. Maar nu, lieve moeder,
wilde ik gaarne met zekerheid weten, of er werkelijk een grond bestaat
voor de minachting, waarmede de Romein ons behandelt. In welk opzicht
ben ik zijn mindere? Waarom zou ik mij ooit, zelfs in tegenwoordigheid
des keizers, als een slaaf gevoelen? Zeg mij bovenal waarom ik niet, als
ik er den lust toe had, wereldsche eer in al haren omvang mag najagen?
Waarom mag ik het zwaard niet dragen en ten strijde trekken? Waarom mag
ik niet als dichter alle onderwerpen bezingen? Ik mag de edele metalen
bewerken, de kudden weiden, een koopman zijn, maar waarom niet een
kunstenaar, zooals de Grieken? Zeg mij dat, moeder, en dat is eigenlijk
wat mij kwelt: waarom mag een zoon van Israel niet alles doen wat een
Romein doet?
De moeder richtte zich op en antwoordde: Mijn zoon, Messala was als kind
door zijnen omgang met u en uwe vriendjes bijna zelf een Jood; was hij
hier gebleven, dan zou hij mogelijk een jodengenoot geworden zijn; maar
de jaren in Rome doorgebracht hebben hunnen invloed doen gelden. Ik
verwonder mij niet over de verandering, maar--hare stem beefde--hij had
zich tegenover u althans in acht moeten nemen. Slechts een harde, wreede
natuur kan de eerste liefde vergeten.
Zachtkens liet zij de hand op het hoofd haars zoons rusten. Zij wilde
hem antwoorden naar zijne behoeften; maar dat antwoord moest volkomen
bevredigend zijn. Zou zij daarto
|