ruit, hervatte zich, om zich dan weer met
onweerstaanbare kracht op den tegenstander te werpen. Een akelig
doordringend angstgeschrei deed zich hooren, het overstemde het
trompetgeschal en het geraas door de aanzeiling veroorzaakt. Ben-Hur
voelde dat hunne galei een andere vernielde, in den grond boorde. Zijne
makkers zagen elkander verschrikt aan. Een triomfkreet op het verdek--de
Romeinen hadden gezegevierd! Maar wie waren door de zee verzwolgen? Tot
welke natie, tot welk land behoorden zij?
Geen rust, geen oponthoud! Vooruit schoot de Astrea. Enkele soldaten
kwamen in haast naar beneden, drenkten de katoenballen met olie en
wierpen ze nog druipend aan hunne kameraden op de trappen toe. Alsof er
niet reeds verschrikkingen genoeg waren, zou er nu nog de woede des
vuurs aan toegevoegd worden.
Op eens helde de galei zoo sterk naar eenen kant over, dat de roeiers
slechts met moeite hun evenwicht bewaarden. Wederom de juichtonen der
Romeinen en de wanhopige angstkreten der overwonnenen. De groote
enterhaken aan den voorsteven hadden een vijandelijk schip gegrepen,
omhoog geheven, en neergesmakt in de golven.
Het krijgsgeschreeuw groeide steeds aan. Rechts, links, van voren, van
achteren, een oorverdovend rumoer. Nu en dan verkondigde een geweldig
kraken, gevolgd door hartverscheurend gekerm, dat wederom een schip
overzeil was en de opvarenden met de golven worstelden.
De Romeinen zagen echter aan hun kant ook menigeen vallen, die dan
bloedend, stervend naar beneden gedragen en op de grond neergelegd werd.
Ook begon de kajuit zich langzamerhand met rook te vullen en drong een
afgrijselijke stank van brandende voorwerpen naar beneden. Snakkend naar
adem begreep Ben-Hur, dat zij rakelings een brandende galei voorbijgingen,
wier vastgeketende roeiers mede in de vlammen moesten omkomen.
Intusschen was de Astrea aanhoudend in beweging gebleven. Eensklaps
echter stopte zij. De riemen werden den roeiers uit de handen geslagen,
zijzelven vielen van de banken. Op het verdek hoorde men een vervaarlijk
leven, vervolgens het slaags raken van twee schepen. Doodelijk
verschrikt zagen de roeiers rond, of er ook mogelijkheid van ontkomen
was. Te midden van de algemeene ontsteltenis werd een dood lichaam naar
beneden geworpen en kwam vlak bij Ben-Hur terecht. Het was een
blondgelokte barbaar uit het noorden; maar hoe kwam hij hier? Een
ijzeren vuist had hem van het vijandelijke schip gegrepen--neen, de
Astrea zelve moest in de han
|